1690 17 NOVEMBER 1981 De heer GARRITSEN: Dat zal ik straks in mijn betoog doen. De heer TEN WOLDE: Misschien hebben we dan straks een nieuwe wethouder, die dat beleid wél kan voeren. In ieder geval ben ik van mening dat de be doelde realiteitszin in de nota duidelijk aanwezig is en dat de nota van een haalbare, complete korte termijn-aanpak getuigt. Een pragmatische aanpak is meer kleinschalig gericht en ik kan mij wat be treft de relatie buitengebeuren/realisatie vol strekt vinden in hetgeen mevrouw Muntjewerff heeft verwoord, in die zin dat wij moeten proberen de gebieden op korte termijn in te vullen en te dien aanzien beslissingen te nemen. Wij hebben als raad eenmaal prioriteit aan de Spoorbuurt toegekend en mede op grond daarvan mogen wij niet te lang wachten met de invulling en bewaking van het stadsverpauperingsprocesOok in de richting van Oud-Boeimeer en Zandberg zullen wij duidelijk prioriteiten moeten stellen en moge lijkheden moeten scheppen voor een eerste, voor zichtige aanpak, waarbij verder verval wordt voor komen. Ook gezien de uitspraken "strakke grenzen aan de participatie, duidelijk prioriteit bij nieuwbouw en woningverbetering" kunnen wij ons geheel in de voorliggende nota stadsvernieuwing vinden. Tot slot vraag ik mij af of de briefwisseling tussen de BWOB en de wethouder op bevredigende wijze is afgerond, in tegenstelling tot de brief d.d. 12 november j.l. Op de ingediende moties zal ik in tweede in stantie terugkomen. De heer GARRITSEN: Ik wil beginnen met de nota stadsvernieuwing, die een centraal element in de onderhavige voorstellen vormt. In de onder havige nota gaat men er blijkbaar nog steeds van uit dat men de bewoners moet laten participeren

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1981 | | pagina 1690