17 NOVEMBER 1981
1691
in het ontwikkelen van hun buurt. Als men zich
echter afvraagt in welke richting het beleid gaat,
kan men slechts constateren dat de ruimte die de
bewoners krijgen steeds geringer wordt. Met name
in de Spoorbuurt -het stadsvernieuwingsgebied met
de hoogste prioriteit- zijn allerlei zaken ver
keerd gelopen en dat komt in eerste instantie door
het beleid dat er achter zit. De vraag, op welke
wijze de bewoners bij de stadsvernieuwing moeten
worden betrokken, dient op een visie te zijn geba
seerd. Als men projectgroepen inschakelt waarin
bewoners, eigenaren, zakenlieden etc. met vol
strekt tegengestelde belangen zitting hebben, dan
is het duidelijk dat de stadsvernieuwing niet op
die manier moet worden aangepakt. Het gaat hier
om een politieke keuze. In de praktijk zijn van
uit de buurt omvangrijke nota's verschenen, maar
van de zijde van de WD is daar nooit enig poli
tiek antwoord op gegeven. Men constateert alleen
dat er steeds minder mensen bij worden betrokken,
dat dit een slechte zaak is en dat er knopen moe
ten worden doorgehakt. Mijns inziens moet men ech
ter andersom te werk gaan en moet men bezien hoe
de kwestie wél dient te worden aangepakt. Het is
daarbij -nogmaals- van groot belang dat met het
oog op de nogal mobiele bevolking in eerste in
stantie voor opbouwwerk wordt gezorgd. Dit is door
de gemeente steeds genoemd als een keiharde voor
waarde om de stadsvernieuwing te laten slagen,
maar tegelijkertijd moet worden geconstateerd dat
op het moment, dat de stadsvernieuwing in de
Spoorbuurt op gang moet komengéén opbouwwerker
aanwezig is. Het is duidelijk dat er dan keuzes
moeten worden gemaakt. Op dat moment, toen er geen
opbouwwerker kwam, moesten wij wachten op de be
leidsnota van de BWOB die in samenwerking met be
woners en opbouwwerkers zou worden opgesteld; wij
konden niet op die nota vooruit lopen door in de
Spoorbuurt al iemand vooruit te schuiven. Met
veel moeite is het uiteindelijk toch een klein
beetje gelukt, maar nu de nota er ligt moet in