17 NOVEMBER 1981
1709
welzijnsinstellingen zal gaan voeren over de her
schikking van het opbouwwerk.
De heer TEN WOLDE: Wat de opmerking van de
heer Van de Steenoven betreft wijs ik er op dat
ik niet oneerlijk, maar gewoon redelijk ben. Ik
heb er op gedoeld dat de heer Van de Steenoven de
opmerkingen van een groep bewoners over de huur-
situatie heeft opgepikt en dit incident als hoofd
lijn inbrengt in het bestemmingsplangebeurenop
merkend dat wij de parkeerfunctie maar niet zou
den moeten realiseren. Dit doorkruist de parkeer-
nota en heeft geen enkele relatie met de realiteit
van het parkeergebeuren in de binnenstad. Ik heb
er tegen deze achtergrond op gewezen dat mijn
fractie bereid is, de capaciteit in relatie tot
de gebieden Beijerd/Vlaszak en Achter de Lange
Stallen nader te bezien binnen de ontwikkelingen
die thans plaatsvinden. De heer Van de Steenoven
richt zich echter op één enkele opmerking -die
wellicht op waarheid berust- dat de aanwezigheid
van een parkeergarage leidt tot hogere winkelhu-
ren, terwijl het de gemeente ontbreekt aan beleids
ruimte om daar daadwerkelijk iets aan te kunnen
doen. Dat is jammer, maar men moet zich niet gaan
verschuilen achter dat ene argument om tegelij
kertijd op basis van een motie het gehele binnen-
stadsbesluit zonder meer op losse schroeven te
zetten. Op basis van de inspraak die in de jaren
1976 en 1977 met betrekking tot het binnenstads
plan heeft plaatsgevonden is de burger namelijk
een bepaalde zekerheid geboden, maar dit klinkt
in het verhaal van de PvdA niet door en daar heb
ik bezwaar tegen.
De motie met betrekking tot het gebied Ach
ter de Lange Stallen bevat tegenstrijdigheden en
legt op voorhand een bepaalde bedoeling vast, met
name om de parkeergarage ter plaatse niet te rea
liseren. De wethouder heeft duidelijk aangegeven
dat de parkeersituatie in de binnenstad in haar
totaliteit moet worden beoordeeld en wij kunnen