17 NOVEMBER 1981 1713 Wethouder VAN DUN: Het blijkt dat de heer Van de Steenoven en ik hetzelfde standpunt innemen. De heer VAN DE STEENOVEN: Ik denk dat daarin juist het verschil van opvatting over collegiali teit schuilt. Ik heb gezegd dat collegialiteit mijns inziens niet betekent dat wij ons maar moe ten conformeren aan alle meerderheidsbesluiten en dat verschillen van opvatting moeten worden wegge vaagd, maar wél dat de standpunten over en weer goed moeten worden weergegeven met respect voor de verschillen. Ik had met name bezwaar tegen de wijze waarop de heer Ten Wolde onze opvatting over het bestemmingsplan weergaf, alsof wij in het ge heel geen oog voor de exploitatielasten e.d. zou den hebben; dat was gewoon een verkeerde voorstel ling van zaken. Ik ben echter -nogmaals- niet van mening dat wij ons automatisch zouden moeten con formeren aan besluiten, welke in het verleden door meerderheden zijn genomen doch waarmee wij het niet eens waren. De heer TEN WOLDE: Om misverstanden te voor komen wijs ik er op dat de heer Van de Steenoven een heel beste collega van mij blijft. Wethouder VAN DUN: Dat is fijn. Ik heb het echter over de weg die wij met elkaar hebben in geslagen en ik vind het onaanvaardbaar dat de rea lisatie van de parkeergarage, zelfs voor enkele maanden, op de tocht gezet zou worden. Als de raad vanavond het bestemmingsplan met die clausule zou goedkeuren, zou ik niet weten welke procedure wij morgen moeten hanteren en ik denk dat wij voorbe reidingen moeten treffen om de onderhavige, in de woningsituering ingepakte parkeersituatie voorlo pig ter discussie te stellen. Ik heb respect voor de opvatting van de heer Van de Steenoven, maar ik kan er niet in meegaan. De heer VAN DE STEENOVEN: Nog één vraag. Wat

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1981 | | pagina 1713