1740 14 DECEMBER 1981 De heer SCHURING: Jazeker, maar ik ben mij niet bewust van tijdoverschrijding. Is dat het ge val? De VOORZITTER: Dat risico loopt u naar mijn mening wel! De heer SCHURING: Dat is diep te betreuren, want ik vrees dat u ten aanzien van mij niet zo soepel zult zijn als ten aanzien van de P.S.P. De heer DREEF: Kan de heer Schuring hetgeen hij zoeven met betrekking tot de BRIM heeft opge merkt wat verduidelijken? Ik ben heel benieuwd wat het C.D.A. hiervan vindt. De heer Schuring stelde de vraag aan het college, maar het zou goed zijn als wij zouden weten hoe het C.D.A. hierover denkt De heer SCHURING: Dit debat duurt nog heel lang! Gehoord het antwoord van het college zullen wij onze mening hieromtrent naar voren brengen. De heer GARRITSEN: U vraagt naar de bekende weg, mijnheer Dreef! De VOORZITTER: Het woord is aan de heer Schu ring! De heer SCHURING: Ik zal de rest van mijn be toog opzouten. Ik zou alleen nog het volgende wil len opmerken. Bij alle discussies over de werkge legenheid moeten wij ons vooral realiseren, dat er ook het probleem is van het niet werken, van de plaats van degenen die niet werken in onze samen leving. Wij moeten af van de gedachte, dat uitslui tend het verwerven van inkomen via een arbeids plaats een mens een zinvol bestaan kan geven. Het C.D.A. heeft wat dit betreft duidelijke gedachten, die ik gezien de tijd op een ander moment in deze raad hoop te kunnen ontvouwen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1981 | | pagina 1740