1742
14 DECEMBER 1981
visie is: de particuliere sector dient op wel-
zijnsgebied zelfstandig actief te zijn, de over
heid dient slechts ondersteund en aanvullend op
te treden. Wij verwachten dan ook bij de discus
sie over de welzijnsplanning een duidelijke afba
kening van taak en plaats van overheid en p.i. in
dezen.
In het kader van de noodzakelijke bezuiningen
zullen wij uiteraard uitgaan van ons algemeen
uitgangspunt, dat de overheid verantwoordelijk is
voor een totale verzorgingsstructuur, waarbij de
sociaal meest kwetsbaren vanzelfsprekend de eer
ste aandacht zullen moeten krijgen zonder daarbij
het totaal uit het oog te verliezen. Wij worden
geconfronteerd met de gevolgen van werkloosheid
wat de sociale dienst merkt in de personele sfeer
en de gemeente als geheel in het beschikbare bud
get. Wij vragen ons af of hierdoor de persoonlij
ke begeleiding niet in het geding kan komen en
vragen in dit verband aan uw college of u bereid
en in staat bent na te gaan in hoeverre in dezen,
dus in het vlak van de persoonlijke begeleiding,
samenwerking tussen g.s.d., maatschappelijk werk
en ander particulier initiatief mogelijk is. Ge
zien de ervaringen opgedaan in het kader van de
eenmalige uitkering menen wij te mogen aannemen,
dat van een vruchtbare samenwerking sprake zou
kunnen zijn.
Een ander punt is het sociaal-cultureel werk
voor werklozen. Ondanks artikel 36 van de W.W.V.
vragen wij uw mening over onze gedachte na te
gaan in hoeverre het sociaal-cultureel werk voor
werklozen binnen de algemene voorziening sociaal-
cultureel werk te realiseren is om stigmatisering,
vervreemding en afzondering tegen te gaan en mo
gelijk ook efficiënter te kunnen werken.
Bijzondere aandacht wordt regelmatig besteed
aan het welzijnsbeleid met betrekking tot jeugdi
ge werklozen. Wij vragen u in hoeverre het moge
lijk is ten aanzien hiervan eens een samenhangend
geheel te presenteren dus geen beleid dat