1748
14 DECEMBER 1981
overheidsgelden niet altijd daar terecht komen
waar zij terecht zouden moeten komen. Voorts is
gebleken dat van de toedeling van overheidsgelden
de mensen met de sterke schouders vaak het meest
profiteren. Als gemeenschap hebben wij dat waar
schijnlijk niet bedoeld, maar het is een feit.
Wij zouden als fractie graag zien, dat de raad op
de een of andere manier uitspreekt dat de mate
riële vooruitgang niet per se tot menselijk geluk
behoeft bij te dragen en dat de groei ons van de
oplossing van de werkelijke problemen heeft afge
houden, dat ten derde in de periode van de groei
fouten zijn gemaakt die dringend dienen te worden
verbeterd. Als wij het hierover eens zouden zijn,
dan zou er naar onze mening een beleid kunnen wor
den gevoerd dat uitgaat van solidariteit. Solida
riteit is natuurlijk een mentaliteitskwestie, maar
toch ook een zaak die wij in regels zullen moeten
vastleggen. Voorts zou zo'n beleid kunnen uitgaan
van meer gelijkheid, vooral op de hoofdpunten van
ons beleid. Zouden wij het daarover eens zijn,
dan zouden de burgers van Breda, wij als overheid
en ook de maatschappelijke groeperingen elkaar
op dit moment zeker tegen de stroom in moeten
vinden om die solidariteit en gelijkheid waar te
maken.Wij hebben een goed voorbeeld waaruit blijkt,
dat er in Nederland van een nieuw elan sprake zou
kunnen zijn; ik denk hierbij aan de vredesmars
van 21 november jl. in Amsterdam, waarbij massale
solidariteit tot uiting werd gebracht. Dat is dus
mogelijk, ook onder zeer sombere omstandigheden.
Wij zijn van oordeel dat wij uit die mars en al
les wat er omheen is gebeurd lering zouden moeten
trekken, dat wij daarover ook als Bredase raad
een oordeel zouden moeten uitspreken. Ons oordeel
in dezen is dat de vredesmars op 21 november jl.
de betrokkenheid van de gehele bevolking bij het
vraagstuk van de kernwapens heeft aangetoond. Ten
tweede hebben wij geconstateerd, dat de leuze
"geen nieuwe kernwapens in Europa" een zaak is
van vooral landelijke en internationale politiek.