1810 14 DECEMBER 1981 eens opengaan in Breda, ook al heeft wethouder Van Dun en met hem het hele college er geen zin in. De heer SCHURING: Zou het nu niet verstandig zijn allerlei gerechtelijke en juridische onder zoekingen af te wachten? Of bent u de daartoe ge roepen instantie? De heer GARRITSEN: De raad is de instantie die moet beoordelen of het college goede stappen onderneemt. De verplichting daartoe hebben wij, wij dienen het dagelijks bestuur te controleren. Die verplichting moeten wij niet aan de officier van justitie uit handen geven, maar dat heeft de raad gedaan met betrekking tot de gebeurtenissen rond 30 april en we doen dat ook met de Brebo- zaak. We moeten onze eigen verantwoordelijkheid kennen, maar dat vertikt men hier steeds. Wethouder VAN DUN: Zou de heer Garritsen mis schien kunnen verduidelijken wat hij insinueert? De heer GARRITSEN: Ik meen heel duidelijk te zijn geweest en het staat ook zwart op wit, zodat u het nog eens kunt nalezen. Wethouder VAN DUN: Ja, maar wat insinueert u nu met deze stellingen? De heer GARRITSEN: Hetgeen ik zoeven heb ge zegd staat ook op papier en ik sta daar volstrekt achter. De heer SCHURING: Wilt u het nog eens herha len? De heer GARRITSEN: U krijgt mijn verhaal op schrift zodat u er in tweede termijn op kunt te rugkomen. Ik ben mijns inziens duidelijk genoeg geweest. U moet niet zo paniekerig doenj Er had een grondig onderzoek kunnen worden ingesteld.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1981 | | pagina 1810