16 DECEMBER 1981 1835 Nog een tweetal opmerkingen over de politie. In de eerste plaats wil ik erop wijzen dat er nu in dezen een klachtenprocedure functioneert die in samenwerking met Oosterhout en Etten-Leur is opge zet. Ik heb bij een eerdere gelegenheid toegezegd dat over de wijze waarop de klachtenprocedure func tioneert, aan commissies uit de raad zal worden gerapporteerd. In de tweede plaats wil ik nog kwijt dat er nauwe contacten met het openbaar mi nisterie aan het groeien zijn, iets wat ook voor u gevolgen kan hebben. De hoofdofficier van justitie is bereid u op gezette tijden van zijn kant infor matie te verschaffen. Hieruit mag worden geconclu deerd dat de relatie tussen het openbaar ministe rie en het openbaar bestuur in de toekomst sterker zal kunnen worden aangehaald en echt iets zal kun nen gaan betekenen. De heer GARRITSEN: Kunt u misschien iets con creter invullen, wat ik onder dat laatste moet verstaan? In het verband van de raad, de commissie openbare orde, de commissie algemene zaken? De VOORZITTER: U kunt nog in tweede termijn het woord voeren, maar ik wil u nu wel zeggen dat het mijn bedoeling is die gesprekken in de commis sie openbare orde, al dan niet gereconstrueerd, te doen plaatsvinden. Of dat in het openbaar kan, is een volgende vraag. Dat is niet alleen van mij af hankelijk, maar ook van de hoofdofficier van jus titie Over de onderwerpen die aan de orde zouden kunnen komen, zal ik mij op dit ogenblik niet uit laten, maar die zijn er ongetwijfeld. Ik kom tot een korte beoordeling van vier mo ties, alle ingediend door de heer Garritsen en voldoende ondersteund. Allereerst iets over motie nr. 14, die betrekking heeft op gasgranaten. Zeer onlangs is door de heer minister van binnenlandse zaken ik meen te weten: op aandrang uit de Tweede Kamer aan de burgemeesters, dus ook aan mijeen brief gestuurd waarin wordt gevraagd in

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1981 | | pagina 1835