1836
16 DECEMBER 1981
dezen de uiterste terughoudendheid te betrachten.
Ik wil graag zeggen dat het uiteraard de bedoeling
is dat hier te doen. Het volkomen achterwege laten
van de mogelijkheid om deze op zichzelf verderfe
lijke middelen toe te passen is niet te realiseren
Het is ook niet de bedoeling van deze minister. Ik
zou er, vooral na deze aanwijzing van de minister,
uiteraard tegenop zien tot toepassing over te gaan
maar ik acht die toepassing niet onmogelijk. Wèl
moet de uiterste terughoudendheid worden betracht.
De motie, waarin wordt uitgesproken dat er geen
gebruik van CS-gas mag worden gemaakt, moet ik af
wijzen en ontraden.
Motie nr. 15 handelt over de geweldspiraal en
het gebruik van een dienstpistool. Ook ik voel aan
dat de geweldspiraal, zo die bestaat, moet worden
doorbroken, ook door de politie. De politie dient
slechts- in het uiterste geval geweld te gebruiken.
Ik wijs er overigens op dat de doorbreking van al
le kanten moet komen, zowel van de kant van de po
litie, als van de kant van degenen die met de po
litie te maken kunnen hebben. Het aantal gevallen
waarin de politie vuurwapens gebruikt, is ongeloof
lijk schaars. Vanaf 1978 is dat een keer of vijf
voorgekomen en daar staat tegenover dat het aantal
in deze stad in beslag genomen vuurwapens in die
zelfde periode maar liefst 133 bedroeg. Ik heb
geen vrijheid om over het dienstpistool meer te
zeggen. De minister heeft de bevoegdheid om te
dien aanzien regelend op te treden; hij heeft dat,
in een beschikking, gedaan en daaruit blijkt dat
de mannelijke ambtenaar van politie tijdens de uit
oefening van zijn dienst gewapend is met een pis
tool. Daaraan wens ook ik mij te houden, zodat ik
ook motie nr. 15 moet afwijzen.
Motie nr. 16 is de motie over de "slachtof
fers van 30 april". Dit is eigenlijk geen motie,
want het voorgestelde heeft veel meer het karakter
van een amendement. De motie is in ieder geval
naar mijn mening volstrekt onaanvaardbaar, nog
daargelaten of geldelijke steun nodig is. Voor