1854 16 DECEMBER 1981 indruk dat wij in overleg met de gemeenteraad van Breda wel tot een bepaling van de waarde van deze nieuwbouw zullen kunnen komen. Dit geldt overigens ook voor de evenzeer noodzakelijke huisvesting van het vervoerbedrijf. Ik kom toe aan het maken van enkele opmerkin gen over de volkshuisvesting, de stadsvernieuwing, de renovatie en het groot onderhoud. Op 31 decem ber van dit jaar het staat zo kinderachtig als je als wethouder van deze gemeente kinderlijk blij bent, maar mag dat ook een keeri zal de gemeen te Breda voor het eerst in haar geschiedenis in één jaar tijd 1.499 woningen hebben opgeleverd. Het naoorlogs record stond op 1970, met 1.466 wo ningen; dit jaar zullen 1.499 gereed gekomen wo ningen worden opgeleverd. Bloed, zweet en tranen: voor de raad in zijn besluitvorming, voor het amb telijk apparaat en voor het college, maar we mo gen dan toch maar constateren dat we met deze drie componenten bij een inzakkende woningmarkt tot de ze prestatie in staat zijn geweest. Voor alle dui delijkheid wijs ik erop dat er 1981 ook enige wo ninkjes zijn gesloopt. Dat zijn er 62, in tegen stelling tot in het jaar 1970, toen we er 231 sloopten. Ik denk dat we al met al blij mogen zijn met een voldoende netto toename van ons woningbe stand. Ik hecht eraan dit te vertellen, omdat dit weer één van de dingen is die ons ondanks bezuini gingen, ondanks malheurs en ondanks problemen zo wel op het gebied van de prioriteit wonen als op het gebied van andere prioriteiten boven het pro blematisch denken kunnen verheffen. Eén van de sprekers heeft gevraagd of er niet te veel HAT-woningen zijn of worden gebouwd. In onderzoeksresultaten van de sociografische dienst voor de periode 1980-1990 komt een aantal HAT-wo- ningen van 1.000 voor. In verband hiermee zijn in de nota volkshuisvesting voor de periode tot en met 1985 500 HAT-woningen opgenomen. Als ik het contingent waarop we voor 1982 menen te mogen re kenen met de plannen vergelijk, kom ik tot de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1981 | | pagina 1854