1862
16 DECEMBER 1981
kunnen zijn dat het erg goed gaat, het zou ook
kunnen zijn dat de problematiek van het groen in
Breda bij de raadsleden niet direct vóór op de
tong ligt. Als het laatste het geval is, kan ik
vast aankondigen dat men het volgend jaar wel met
deze problematiek te maken zal krijgen in het ka
der van het structuurplan voor de binnenstad.
De heer Crul heeft mij ontzettend in de pro
blemen gebracht ik ben er nog steeds over aan
het denken doordat hij mij heeft afgeschilderd
als iemand met een late roeping, iemand die op een
laat moment zijn leven heeft gebeterd, of woorden
van gelijke strekking. Ik weet het niet: ik vind
de heer Crul de laatste tijd ook iets aardiger en
misschien heeft dat er iets mee te maken. Het kan
ook zijn dat het te maken heeft met de mensen met
wie je omgaat. Bij mijzelf ontdek ik eerlijk ge
zegd niet zo bar veel verandering ik lees de
algemene beschouwingen van 1970, 1971 en volgende
jaren ook wel eens na maar als ik in de beoor
deling van de heer Crul beter overkom, dank ik hem
daarvoor namens vrouw en kinderen recht hartelijk.
Ik voel mij thuis in dit college met deze po
litieke samenstelling en met een beleidsnota waar
in sprake is van terugblikken en vooruitzien. De
sterkste schouders, mijnheer Crul, zullen de zwaar
ste lasten dragen.. De heer Crul vraagt naar een
beleidsmatige vertaling. Ik ben het met hem eens;
dit zal, denk ik, ook moeten meespelen bij de por
tefeuilleverhouding in 1982.
Dan iets over de opmerkingen van de heer Gar-
ritsen..Ik zit daar verschrikkelijk mee, maar ik
zal het kort houden. Ik ben tot de conclusie geko
men dat de andersoortige maatschappelijke visie
van de heer Garritsen tot verminking van biologi
sche uitgangspunten leidt. De heer Garritsen heeft,
zoals hij ook zelf zegt, een andere maatschappij
visie dan de mijne en tegen die achtergrond is een
discussie in deze raad erg moeilijk. Naar aanlei
ding echter van zijn stelling dat de C.D.A.-frac
tie als een loopse teef achter Van Dun zou aanlopen,