1874 16 DECEMBER 1981 van sociale zaken heeft in het overleg met de on dernemingsraad gezegd dat het college en zij in het bijzonder bereid is wat dat betreft zo nodig hulp te bieden. De indringende zorg die we over de werkgele genheid hebben, moet ons niet verleiden tot het nemen van zeer eenzijdige maatregelen die welis waar voor het oog aantrekkelijk zijn, maar die een fatale uitwerking zouden kunnen hebben. Ik doel hier op een opmerking van de heer Schuring, die zich heeft afgevraagd of we de doelgroep niet tot het lokale bedrijfsleven zouden moeten beper ken. Natuurlijk mag je bij gelijke condities best je aandacht op het lokale bedrijfsleven richten, door daar je orders te plaatsen en door de mensen op te wekken daar te gaan kopen. Wanneer je ech ter een stap verder gaat en bij ongelijke condi ties je voorkeur voor het lokale bedrijfsleven gaat uitspreken, verval je mijns inziens tot een eng protectionisme waarvan het eind alleen maar chaos kan zijn. Vervolgens een korte opmerking over de be drijfsterreinensituatie en het stimuleringsbeleid, onder andere aan de orde gesteld door de heer Hendricks van D'66. Aan snee op dit ogenblik zijn het industriegebied Moleneind-oost en de overgangs zone Haagse Beemden. Het verloopt niet allemaal even vlotjes. Veel bedrijven hebben problemen met het afstoten van hun oude accommodatie, dat vaak een onderdeel is van de financiering van nieuwe werkgelegenheid. Verder in het verschiet liggen: Achter-Emer, Resteren en Muizenberg. Ik hoop dat binnen afzienbare tijd ook het gebied Breda-oost, het bekende terrein Bavel-Dorst, geheel of gedeel telijk voor industrievestiging beschikbaar zal komen. De Staten hebben dit in het streekplan overeind gelaten en het college tracht op prudente wijze het overleg met Oosterhout te openen tenein de tot effectuering te komen. Met betrekking tot de ruimtelijke-ordenings toeslag en het stimuleringsbeleid zou ik aan het

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1981 | | pagina 1874