1896 16 DECEMBER 1981 komende jaren nogal wat signalen zullen krijgen op grond waarvan we als raad inderdaad zullen moe ten kiezen voor een beleid ten gunste van de zwak ke schoüders die moeten worden ontzien. Ik kom dan bij de groep van de niet-werkenden, waarover collega Sandberg en collega Welschen van uit hun eigen sectoren al het een en ander hebben gezegd. Ik denk dat we toe zijn aan een herbezin ning op de maatschappelijke betekenis van arbeid. Als je ziet er is tijdens de algemene beschou wingen van diverse kanten aandacht aan besteed in wat voor chaos mensen terecht komen als ze langdurig werkloos zijn, dringt de conclusie zich op dat er blijkbaar toch iets belangrijks komt te ontbreken wanneer het werk wegvalt. Werk is blijk baar in een mensenleven erg belangrijk. Ik denk dat een blijvende fixatie op arbeid, zelfs in de ruimste betekenis, emancipatie van niet-werkenden in de weg staat; mensen voelen zich schuldig zon der werk. Met andere woorden: zolang arbeid cen traal blijft staan is niet arbeiden afwijkend ge drag en afwijkend gedrag staat positieve en in houdsvolle vormgeving van leven in de weg. Bij de opening van de ruimte voor de W-groep in Princenhage heb ik gezegd te hopen dat groepen in de stad het voortouw zullen nemen bij de nood zakelijke brede maatschappelijke en politieke dis cussie over een inkomen waartegenover geen ver plichting tot arbeid staat. Een fundamentele her bezinning op arbeid, werken, bezig zijn, werkloos heid, niet arbeiden en vrije tijd lijkt mij bij zonder noodzakelijk. De realiteit in Nederland en ook in onze stad blijkt te zijn dat er voor een grote groep mensen gewoon geen betaald werk is, hoeveel moeite ze ook doen om het te vinden. Mis schien zou er tegen deze achtergrond een eind kun nen komen aan het feit dat veel mensen de schuld van werkloosheid bij de werkloze zelf leggen, waarmee terdege een schuldgevoel wordt gecreëerd bij de mensen die voor hun inkomen noodzakelijker wijze afhankelijk zijn van een uitkering.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1981 | | pagina 1896