1904
16 DECEMBER 1981
overheid op het gebied van het beleid voor de van
ver gekomen burgers verwachten.
Het bejaardenwerk is onderwerp van gesprek
geweest en er is een motie over ingediend. Met
enige verbazing heb ik in de algemene beschouwin
gen van de C.D.A.-fractie gehoord en later ook
gelezen welke optimistische voorstelling van zaken
men ten aanzien van het onderwerp "bejaardenhuis-
vestingbeleid" geeft. De wachtlijsten van positief
geindiceerden voor opname in tehuizen worden als
maar groter, de beddencapaciteit neemt relatief
eerder af dan toe en zowel de Stichting Bejaarden-
werk als de indicatiecommissie heeft de afgelopen
jaren hierover steeds alarmerende berichten tot
het college en de raad gericht. Het streven zou
gericht moeten zijn op een goede onderlinge samen
werking van de extramurale en de intramurale hulp
verlening de hulpverlening buiten en in de be
jaardentehuizen en op een goede onderlinge af
stemming van de bestaande voorzieningen in het
bejaardenwerk. Als die doelstelling zou zijn be
reikt, zou het wellicht in principe niet meer no
dig zijn andere voorzieningen aan het bestaande
hulpverleningspakket toe te voegen. Ik heb echter
op het ogenblik nog geen duidelijke aanwijzingen
dat er al een zodanige vooruitgang zou zijn ge
boekt, dat het niet meer nodig zou zijn van de ge
meente een extra stimulans te laten uitgaan door
alle betrokkenen rond de tafel te nodigen. Het
lijkt mij van groot belang dat er over de gehele
problematiek overleg tot stand komt tussen instel
lingen van gezinszorg, bejaardenwerk en maatschap
pelijk werk en bejaardentehuizen. Men zou moeten
streven naar een gecoördineerd bejaardenwerk op
buurt- en wijkniveau. Ik denk in dit verband aan
het opnamebeleid, aan het beleid ten aanzien van de
spreiding van tehuizen en aan de dringend noodza
kelijke renovatie van tehuizen. Het college wil
het op gang komen van het hier bedoelde overleg
bevorderen.
Tot mijn schande moet ik constateren dat de