1954 18 DECEMBER 1981 informatie-achterstand van de raad ten opzichte van het college, en dus op de informatievoorsprong van de collegeleden. Het "praatstuk" dat hij daar over heeft toegezegd, zien wij met bijzonder veel belangstelling tegemoet. De op dit punt ingediende moties achten wij op dit ogenblik overbodig; wij hebben er niet zo veel behoefte aan. Daarnaast heeft de burgemeester iets gezegd over de opzet van de commissie openbare orde met betrekking tot de relatie burger/politie. Wij zou den hieT willen spreken van een belangrijk gegeven, zeker als hierbij ook de klachtenprocedure aan de orde zal komen en als de hoofdofficier van justi tie daarbij betrokken zal zijn. De toepassing van een spreektijdverdeling heeft de burgemeester logisch genoemd. Deze opmer king bevreemdt ons, omdat wij van mening zijn dat alle raadsleden hier als volksvertegenwoordigers voor dezelfde zaak zitten, namelijk het belang van de stad Breda. Wie meer stemmen heeft, heeft naar onze mening niet meer gelijk. Het gaat om het fun damentele recht om in de gelegenheid te zijn de zienswijze over één en dezelfde zaak te geven; dat loopt dwars door alle partijen heen. Een ander element is dat een grote partijdie normaliter in het college vertegenwoordigd is, toch waarschijn lijk al meer van haar ideeën in de ingediende be groting terugvindt dan partijen die niet in het college vertegenwoordigd zijn. Overigens heb ik, sinds kort de discussies volgend, inmiddels soms een wat andere indruk gekregen, maar daarop zal men ongetwijfeld nog wel terugkomen. Van de kant van het college is niet gerea geerd op onze opmerkingen over het correct en tij dig beantwoorden van aan de gemeente gerichte brieven en over de voorkeur voor nota's in begrij pelijke taal. Hiermee wil ik overigens niet zeggen dat er in alle gevallen reden voor kritiek zou zijn. Vervolgens iets over de besteding van de mi- lieugelden "op de valreep". Wij hebben het

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1981 | | pagina 1954