18 DECEMBER 1981
1971
college en raad. Ik denk dat motie nr. 5 voor de
leden van de raad tot een verder tijdsbeslag zal
leiden; in zoverre hebben de moties wel degelijk
iets met elkaar te maken
Over motie nr. 4 nog het volgende. Het lijkt
mij niet redelijk maar ook dat valt nader te
bekijken anderen, en eigenlijk iedereen, te
binden aan het niet vergaderen. Ik geloof dat men
daartoe anderen niet kan verplichten. Het zou bo
vendien betekenen dat bijvoorbeeld het aanvangsuur
van de raadsvergaderingen, dat enkele maanden ge
leden in het reglement van orde is vastgelegd,
ogenblikkelijk naar 19.30 of later zou moeten wor
den verzet. Deze consequenties moeten we, denk ik,
eens goed met elkaar bekijken en we moeten over de
hele linie naar een model voor een goed functione
rende raad zoeken. In die context moet de motie
worden gezien, inclusief de toezegging van het
"praatpapier" en de bespreekbaarheid van het on
derwerp. Ik zou het wat mij betreft gerust aandur
ven februari te noemen als de maand waarin een be
gin met het gesprek kan worden gemaakt.
Ik kom dan toe aan het maken van enige opmer
kingen over motie nr. 14. Er is nu blijkbaar be
hoefte aan dat ik de inhoud van de motie ter ken
nis van de minister breng. Ik begrijp dat niet he
lemaal en ik vind het op zijn zachtst gezegd
vreemd. Als men de motie niet intrekt, zou ik als
burgemeester de minister moeten verzoeken met de
inhoud ervan akkoord te gaanDat komt mij wat on
logisch voor. Bovendien heeft de minister een on
derzoek toegezegd dat op heel korte termijn zal
worden uitgevoerd. In dat onderzoek zal regulerend
gebruik van gas worden toegestaan, niet afgeschaft.
De minister heeft overigens aangekondigd op zeer
korte termijn in de richting van de burgemeesters
op deze aangelegenheid te zullen terugkomen. Ik
vind dat men moet zeggen of men het wel of niet
met de motie eens is. Er is gesproken over de
vraag, hoe ver mijn verantwoordelijkheid zich uit
strekt. Voor zover ik in dezen verantwoordelijkheid