1972
18 DECEMBER 1981
draag, kan ik zeggen dat het gebruik van CS-gas
een ernstige zaak is en dat beperking van de toe
passing als een paal boven water staat. Die lijn
is in Breda steeds gevolgd. Het lijkt mij echter
niet reëel de toepassing volledig uit te sluiten.
Overigens zijn twee leden van het college voorne
mens deze motie te steunen.
De heer GARRITSEN: Dit lijkt mij in tegen
spraak met uw opmerking in eerste termijn, inhou
dende dat het geheel afzien van toepassing onmoge
lijk zou zijn. Ik begrijp nu dat u het volledig
uitsluiten van de toepassing wel mogelijk acht,
maar.
De VOORZITTER: Ik zou het moeten nakijken,
maar ik denk dat de tekst van nu volstrekt congru
ent loopt met de tekst van afgelopen woensdag. Ook
woensdag heb ik gewezen op de opvattingen van de
heer minister van binnenlandse zaken. Ik heb toen
uiteengezet welke opvattingen deze bewindsman
heeft. Daarover kan, denk ik, geen onduidelijkheid
bestaan. Zeker is dat het geval met motie 15, ten
aanzien waarvan ik heb toegelicht wat de minister
voor opvattingen heeft en wat er in de instructie
staat. Ik zal nagaan hoe de situatie in Groningen
is; de mededeling daarover van de heer Garritsen
komt op mij op z'n zachtst gezegd wat onwaarschijn
lijk over. Hieraan voeg ik toe dat ik er persoon
lijk geen voorstander van ben de politie zonder
dienstpistool te laten surveilleren. Uit preventie
overwegingen is bewapening onder de huidige om
standigheden helaas nodig en ik kan dan ook de mo
tie niet aanvaardbaar vinden. Als de raad de motie
zou aanvaarden, zou ik aan de uitvoering ervan
niet kunnen meewerken, ook niet in de richting van
de heer minister van binnenlandse zaken. Ook voor
deze motie geldt dat twee leden van het college
ermee akkoord kunnen gaan.
De heer GARRITSEN: Voor de duidelijkheid: ik