18 DECEMBER 1981
1985
lopen wij, denk ik, de kans op een aantal punten
de boot te missen.
De heer Ten Wolde heeft zich afgevraagd of
het zin heeft er een zoveelste instituut bij te
creëren, gezien de aanwezigheid van reeds een
groot aantal overlegsituaties. Ik wijs hem erop
dat in het algemeen bij een ontwikkelingsmaatschap
pij het hoofdaccent op vier activiteiten ligt:
1. acquisitie; 2. bedrijfsbegeleiding; 3. innova
tiebevordering; 4. participatie. Zeker de twee
laatste punten ik heb getracht dat in mijn ant
woord in eerste termijn tot uitdrukking te brengen
lenen zich niet of nauwelijks voor een lokale
aanpak. Wanneer ik dan zie dat deze activiteiten
elders via een door de minister erkende ontwikke
lingsmaatschappij ter hand worden genomen, denk ik
dat wij in Brabant tot een zelfde instituut moeten
komen. Ik verwacht zelfs dat enkele van de be
staande overlegstructuren in onze provincie daar
mee overbodig zullen worden, althans dat er een
verschuiving in taakstelling van die bestaande in
stituten naar de nieuw op te richten ontwikkelings
maatschappij kan plaatsvinden. Over de vraag hoe
die maatschappij verder gestalte zal krijgen, kan
ik overigens nog geen duidelijkheid verschaffen.
Zoals men weet zijn er diverse studies ondernomen.
Het F.N.V. heeft een nota over een Brabantse Ont-
wikkelings- en Herstructureringsmaatschappij (BOHM)
De heer Jorre is bij zijn afstudeerproject aan de
Katholieke Hogeschool Tilburg tot een keuze voor
het model van de OOM Overijsselse Ontwikkelings
maatschappij gekomen. Mogelijk is er zelfs op
lokaal c.q. regionaal niveau plaats voor initia
tieven naast een Brabantse ontwikkelingsmaatschap
pij Ik vind dat we wat dat betreft de discussie
moeten afwachten. Vanmiddag heb ik nog gehoord dat
er op het provinciehuis heel hard aan deze materie
wordt gewerkt. De gedeputeerde heeft toegezegd dat
er binnen enkele maanden een "prent" op tafel zal
liggen. In commissieverband zullen we de discussie
moeten voeren over hetgeen zich provinciaal gaat