1986
18 DECEMBER 1981
ontwikkelen en welke mogelijkheden dan nog voor de
regionale of lokale overheid blijven liggen, niet
om het nog eens dunnetjes over te doen, maar om
eventueel additionele activiteiten te verrichten.
Met betrekking tot de ruimtelijke-ordenings
toeslag kan ik de heer Hendricks toezeggen dat wij
hem uiteraard op de hoogte zullen houden. Op dit
ogenblik is hierover verder niets te melden.
Tot slot in het kort nog iets over de motie
met betrekking tot het openbaar onderwijs. Ik heb
begrepen en ik vind dat op zich verdedigbaar
dat de politiek daarover een besluit gaat nemen.
De heer Crul, de woordvoerder van D'66 en de woord
voerder van mijn eigen fractie hebben gezegd dat
zij inhoudelijk met de motie geen moeite hebben.
In eerste termijn ik heb mijn antwoord er nog
eens op nageslagen heb ik het volgende gezegd.
Er is drie maanden geleden door de P.v.d.A. een
motie ingediend, die mede voortkwam uit bezorgd
heid voor de aandacht voor het openbaar onderwijs.
Die motie is door de raad en door het college over
genomen en dat heeft tot gevolg gehad dat er met
man en macht wordt gewerkt aan een scholenplan,
alsmede een schoolspreidingsplan. Dinsdag aanstaan
de wordt daaraan de laatste hand gelegd en dat zal
ertoe leiden dat er een "prent" op tafel komt, die
na inspraak aan de raad ter besluitvorming zal
worden voorgelegd. Het is dan aan de raad, te be
oordelen op welke wijze waar dan ook aan enige de-
nomitatie of categorie extra aandacht of stimule
ring moet worden gegeven. Ik vind het en dat
heb ik in eerste termijn gezegd om procedurele
redenen wat flauw om een week vóór het einde van
dat proces een motie op dat punt in te dienen, hoe
wel ik daaraan heb toegevoegd dat ik over de in
houd van de motie geen oordeel uitsprak en dat ik
daarmee niet zo veel moeite had. Ik vind dat de
raad nu maar moet besluiten. Mijn standpunt is
duidelijk, afgezien van het feit dat het mij niet
past te zeggen dat de taak die de gemeente ten
aanzien van het openbaar onderwijs heeft, in het