22 DECEMBER 1981
2059
VRAAG (gesteld d.d. 2-11-1981 ing. art. 48, 2e
lid R.v.O.)
De heren Crul en Oomen:
'vraag 1
Diverse publikaties (o.a. de muurkrant "Breda Po-
litiestad") geven een landelijke lijn aan met be
trekking tot het politieoptreden. Verwezen wordt
naar de metro-rellen in Amsterdam, de Pierson-zaak
in Nijmegen, de vrouwendemonstratie in Den Haag en
dan 30 april in Breda. Opvallend is daarbij de
schijnbare terughoudendheid van de politie in Den
Haag bij de opening van het nieuwe Koninklijke pa
leis.
U hebt ons meegedeeld, dat de maatregelen op 30
april een gevolg zijn van het zogenaamde driehoeks
overleg. Er zouden geen landelijke contacten zijn
geweest.
Vraag: kunt U ons meedelen, zeker gezien het bo
venstaande en latere perspublikatiesof een van
de deelnemers aan het driehoeksoverleg wêl overleg
iheeft gepleegd met zijn landelijke superieuren en
zo ja, wie, met welk doel en met welk resultaat?
Vraag 2
De arrestaties in Breda vonden plaats op grond van
verdenking van strafbare feiten. Enige tijd later
heeft zich landelijk de zogenaamde schipperssta-
king voorgedaan. Daarbij waren geen verdenkingen
maar gepleegde strafbare feiten aan de orde.
Vraag: vinden de bovenomschreven handelwijzen zo
wel ten aanzien van 30 april als ten aanzien van
de schippersblokkade naar Uw mening steun in het
geldend recht?
Vraag 3
De burger moet van de politie kunnen verwachten
dat deze de rechtsorde op een eenduidige wijze
handhaaft, niet alleen ten aanzien van ordelieven
de en welvarende burgers.
Juist nu allerwege wordt gesuggereerd, dat de