22 DECEMBER 1981 2083 kunnen worden beantwoord. Wethouder VAN DUN: Ik heb er geen enkele be hoefte aan een positie in te nemen als free lance journalist van de heer Van Meurs en Vrij Nederland. Het verhaal van de heer Garritsen gaat namelijk in die richting. Het verbaast mij in hoge mate dat zelfs de P.v.d.A. op een gegeven ogenblik naar aanleiding van het stellen van vragen een kwalita tieve beoordeling uitspreekt. Als men zich baseert op het stellen van vragen en niet op in het verle den gegeven antwoorden, is dat naar mijn mening een juiste houding. Overigens vind ik dat de heer Garritsen beter uit andermans werken moet citeren, want hij legt mij volkomen ten onrechte twee uitspraken in de mond. In de eerste plaats heb ik in deze context de naam Van Eijkelenburg nooit genoemd. De heer Garritsen mag mij graag schriftelijk aanto nen in welke notulen deze uitspraak voorkomt en op welke plaats en op welke tijd ik haar heb gedaan. In de tweede plaats heb ik nooit gezegd dat deze Stichting beter geëquipeerd zou zijn dan woning bouwverenigingen. Dit is door mij nooit gezegd, maar het hapt in het verhaal van de heer Garritsen natuurlijk lekker weg. De heer Van de Steenoven heeft de vraag opge worpen, of wij hier te maken hebben met een be trouwbare organisatie. Voor de vierde keer bij de ze derde discussie: dit is een zaak van het depar tement en het departement heeft deze Stichting aanvaard als toegelaten instelling in het kader van de bouw van dit soort woningen. Men moet deze vraag aan het departement en niet aan het college stellen. Wij zijn geen recherche op dat gebied. De VOORZITTER: Ik zou de discussie in tweede termijn graag tot de garantie willen beperken. Mijnheer Garritsen, kunt u zich daaraan houden? De heer GARRITSEN: Ik vind dat al mijn vragen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1981 | | pagina 2083