22 .DECEMBER 1981
2085
waren dan de plaatselijke woningbouwverenigingen.
Dan nu het punt waar het om blijft draaien.
Ik heb allerlei vragen gesteld en als ik de rela
ties zie, zeg ik: het zit inderdaad nog exact zo
in elkaar als toen het boek van Rudie van Meurs
verscheen. Ik vind dat wij uitdrukkelijk met die
hele zaak te maken hebben. Als ik zie hoe bepaalde
relaties liggen, vraag ik mij af of je op deze
wijze verantwoord bezig bent en ik beantwoord die
vraag duidelijk met "nee". Wanneer ik bepaalde
vragen stel, wordt ik afgescheept met het antwoord
dat de gegevens op verzoek van de raad beschikbaar
kunnen worden gesteld. De punten die ik in eerste
termijn heb genoemd, stonden trouwens niet in het
boek van Rudie van Meurs: ik heb er zelf achter
heen gezeten. In ieder geval denk ik dat er aan
leiding genoeg is om eens te gaan kijken waarmee
we bezig zijn. Ik heb bijvoorbeeld heel concreet
gevraagd of de A.A.G. Bouwadvisering bestaat. Het
is namelijk in het verleden een Stichting geweest
waarbij de heer Nollen Sr. enig directeur was. Hij
heeft die Stichting opgedoekt en doen opgaan in
een andere Stichting. Ik vind dat je concreet moet
weten met wie je in zee gaat. De informatie is pas
heel laat gekomen, op het moment dat de borden met
de naam van de bouwer geplaatst werden, en ik vind
dat ik recht op antwoord heb. Als ik de antwoorden
nu niet krijg, zal ik de vragen inderdaad schrif
telijk nog eens stellen.
De heer VAN DE STEENOVEN: Ik vind dat het
college zich te formeel opstelt en zich te zeer
beperkt tot de opmerking dat het rijk deze orga
nisatie heeft geaccepteerd en dat wij dus ook met
de garantie akkoord moeten gaan. Ik vraag mij af
waarom wij in 's hemelsnaam nog een voorstel voor
onze neus krijgen. In wezen zegt de wethouder van
financiën: waar praten we over, volgens de rijks
normen is de Stichting een toegelaten instelling
en we moeten de garantie dus wel verlenen. Ik zie
echter de taak die wij als gemeentebestuur hebben,