2096 22 DECEMBER 1981 de situatie correct omschrijft, zonder al te sterk een aantal aspecten af te schetsen. We moeten twee kanten van deze zaak zien. We kunnen objectief vaststellen dat de Grontmij in Breda een stuk werkgelegenheid verzorgt. Je kunt daar heel lang van wakker liggen of niet, maar het lijkt mij nut tig aan die kant van de zaak aandacht te besteden. In dit verband wijs ik erop dat Wolfslaar een mo nument is en dat de Grontmij zich in de afgelopen jaren een bijzonder goed huurster van dit monument heeft getoond. Men heeft ook op eigen kosten een aantal interne restauraties uitgevoerd. De andere kant van de medaille is dat het ge heel eigendom van de gemeente Breda is. Voor het geval dat de Grontmij geen huurster zou zijn, zou ik niet weten wie of wat wij op een ordentelijke manier en op een zakelijk verantwoorde wijze tot huurder of koper van dit kasteel zouden kunnen ma ken. De gemeente heeft zelf geen enkele mogelijk heid. Vroeger zijn er nog wel eens wilde gedachten over een bestemming in het kader van de gemeente lijke huisvesting geweest, maar die blijken niet uitvoerbaar te zijn. Ook is er geen enkele parti culier en naar ik meen geen enkele instantie te vinden die belangstelling heeft. Dat levert een patstelling op. Wij hebben het gebouw, het is een monument, de gemeente heeft geen geld om het in stand te houden en een ander wil dat wèl doen. Dan ontstaat de situatie die de heer Crul heeft ge schetst: een situatie van geven en nemen en onder handelen, met als resultaat het voorstel dat op het ogenblik aan de orde is. Men mag inderdaad veronderstellen dat de Grontmij van deze situatie op een zakelijk verantwoorde manier gebruik heeft gemaakt, maar wij zijn in ons voorstel aan de raad niet zo ver gegaan als de Grontmij zou hebben ge wild. Dit alles betekent dat de heren Garritsen en Crul de situatie juist hebben geschetst. Ik denk niet dat het monument kasteel Wolfslaar in de door de heer Garritsen bedoelde zin voor de jongerenhuisvesting geschikt zou kunnen worden

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1981 | | pagina 2096