2104 22 DECEMBER 1981 In verband hiermee enkele vragen. Is het col lege het met ons eens dat een goed stuk werk op zijn minst dreigt te verdwijnen? Kan en wil het college stappen ondernemen met andere woorden: in overleg treden met het bestuur om te bezien wat nog mogelijk is? Deze zaak ligt in Breda erg gevoelig, juist omdat het een goede zaak is, al geven wij best toe dat er ook wat vraagtekens kun nen worden gezet, maar bij welk werk kan dat niet? Mijn laatste vraag is misschien meer een op merking. Voor bepaalde groepen werd het mede door de B.R.O. mogelijk gemaakt dat zij hun werk deden. Kunnen deze groepen in deze situatie een beroep op het college doen? Moeten zij dan het initiatief nemen, of kan er een samenspel zijn? Met andere woorden: het college kan ook zelf stappen bij deze groepen ondernemen. Dat is een stuk erkenning. Het is best aardig, te zeggen: "als ze ons nodig heb ben komen ze maar en dan zitten wij hier," maar je zou ook kunnen zeggen: "wij hechten er zo veel aan, dat wij stappen ondernemen om met hen in contact te komen". Het werk zou eigenlijk niet mogen ver dwijnen. De heer OOMEN: Ik zal kort zijn, omdat we er in de commissie al vrij lang over hebben gesproken. Wij zijn het eens met het voorstel van het college. Wij steunen de conclusies, met name die in het on derdeel "Financieel onderzoek"waarbij wordt ver wezen naar de commerciële activiteiten van de B.R.O. en het lage rendement. Twee vragen zouden wij willen stellen, waar van er één aansluit bij de vraag van de heer Van Dongen, of het college bereid is bemiddeling te verlenen ten behoeve van speciale groepen die thans van de ruimte van de B.R.O. gebruik maken en die andere ruimte zullen moeten zoeken. Een tweede vraag: als, als gevolg van het te nemen besluit per 1 januari ontruiming van de ruimte van moeten plaatsvinden zou men naar onze mening in overleg te werk moeten gaan en in geen geval politiedwang

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1981 | | pagina 2104