12 FEBRUARI 1981
242
instemmen. Mevrouw Den Ouden en mevrouw Muntjewerff
hebben erop aangedrongen de commissies van de gang
van zaken op de hoogte te houden en in staat te
stellen het proces te blijven volgen. Ik denk dat
dit een "must" is, willen we het experiment als
experiment blijven beoordelen, willen we de moge
lijkheid tot bijsturen behouden en willen we straks
na ommekomst van het experiment verstandige taal
tegenover elkaar kunnen gebruiken. Als zodanig heb
ik met de toezegging geen moeite.
Een moeilijke vraag van mevrouw Den Ouden is:
wat doen we als we de 50 a 60% niet halen? Ik weet
het niet. Ik zou mij kunnen voorstellen dat je een
benedengrens van 40 a 50% aanhoudt, maar als je
door de "vloer" heen zakt, kan er dat zal dui
delijk zijn niet meer van een experiment worden
gesproken en je zult dan ook op voorhand de kosten
tegen de slagingskansen moeten afwegen. Het uit
gangspunt is inderdaad 50 a 60%, maar ik denk dat
we niet al te moeilijk moeten doen over de vraag,
waar de benedengrens ligt.
Mevrouw Den Ouden heeft zich afgevraagd wie
er bepaalt hoe men morgen woont. De verhuizings
cyclus van de gemiddelde Nederlander blijkt onge
veer zeven jaar te zijn en als we uitgaan van een
gemiddelde levensduur van de huizen van 50 jaar,
moet de conclusie zijn dat er nogal wat voor het
nageslacht wordt besloten. Naarmate echter de be
woners, die toch een startersfunctie in de Haagse
Beemden vervullen, nadrukkelijker worden betrokken
bij het inrichten van hun eigen huis en dat
komt bij dit inspraakexperiment ook aan de orde
bij het inrichten van hun woonomgeving, zal naar
mijn mening de welzijnsbeleving kunnen worden ver
groot, iets waarvan niet alleen de bewoners pro
fijt zullen hebben maar waarmee wij met ons allen
ons voordeel zullen kunnen doen.
Mevrouw Saelman heeft de vraag gesteld of het
voorstel in de juiste commissie is behandeld. In
overleg met mijn collega van jeugd, sport, in
spraak en andere zaken ben ik tot de conclusie