273 17 FEBRUARI 1981 De heer DREEF: Bij de vaststelling van het nieuwe meerjarenplan kan toch blijken dat voor dit onderdeel een veel groter budget beschikbaar kan worden gesteld? Wellicht is het dan mogelijk het aspect van de alternatieve energievoorziening als nog mee te nemen. Wethouder BROOIMANSIk moest aan de zin die ik zojuist uitsprak nog iets toevoegen. In eerste instantie heb ik al gezegd dat wanneer zich ont wikkelingen voordoen, bijvoorbeeld op het gebied van zonne-energie of met betrekking tot andere alternatieve energiebronnen, die de moeite van het bestuderen waard zijn niet elk alternatief plan komt in aanmerking voor stedelijk gebruik deze bij de studie worden meegenomen. In feite zeg ik hiermee toe datgene wat de heer Garritsen via zijn motie vraagt. Derhalve is zijn motie ook overbodig. De VOORZITTER: Van de zijde van het college is bij monde van de heer Brooimans toegezegd dat aan het gestelde onder punt 5 van de motie van de heer Dreef tegemoet zal worden gekomen. Vóór 1 ja nuari 1982 zal aan de raad een concreet meerjaren plan inzake energiebesparing worden voorgelegd. Bovendien heeft de wethouder toegezegd dat over een halfjaar een tussentijdse rapportage zal wor den uitgebracht. Voor de heer Dreef zal dit mis schien aanleiding kunnen vormen om de motie in te trekken. De heer DREEF: Inderdaad trekken wij in ver band met de gedane toezegging de motie in. De VOORZITTER: Vervolgens is er nog de motie van de heer Garritsen waarover hij zelf nog een opmerking wil maken. De heer GARRITSEN: Op zichzelf ben ik blij met de toezeggingen van de wethouder, maar ander zijds moet ik constateren dat in de nota inzake

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1981 | | pagina 273