307 17 FEBRUARI 1981 Wethouder PAULUSSEN: Dat zal dan een volgende keer moeten gebeuren. Op dit moment is zowel door de vrouwenorganisaties als door het college uit drukkelijk gesteld dat deze tijdelijke rijksbij drage dient te worden besteed aan activiteiten op het gebied van vrouwenemancipatie. Vanuit dat uit gangspunt hebben wij dit programma ook uitgewerkt. In het kader van de criteria hebben wij ook vastgelegd dat wij kritisch naar de afzonderlijke begrotingen zullen kijken. Hiertoe is besloten op verzoek van de vrouwenorganisaties die ons nadruk kelijk hebben verzocht hun aanvragen kritisch te bekijken en te bezien welke zaken mogelijk wat zouden kunnen worden ingekort. Vervolgens wordt in het programma gesproken over activiteiten welke in het kader van de conti nuïteit van groot belang zijn. Voorts hebben wij uit het vrouwenoverleg de vraag meegenomen of samenvoeging van activiteiten een modus zou kunnen zijn om tot een goede beste ding van de gelden te kunnen komen. Samenvoeging van activiteiten is, met name vanwege de vaak nog al sterk verschillende doelgroepen, niet goed mo gelijk, hetgeen naar ik heb begrepen een aantal uwer niet aanspreekt. Op dit moment hebben wij geen samenvoegingen teweeg kunnen brengen. De di verse vrouwengroep werken vanuit verschillende op tieken, bijvoorbeeld levensbeschouwelijke, gods dienstige, maatschappelijke, politieke enzovoorts, en zij moeten in hun eigen programma daarvan blijk kunnen geven. Tot reservering van een deel van het geld is besloten op uitdrukkelijk verzoek van de vrouwen organisaties. Zij hebben ons het vorig jaar ver zocht 10% van de gelden te reserveren voor activi teiten die in de loop van het jaar zouden kunnen ontstaan. In het amendement is dat gereserveerde bedrag wat verminderd. De activiteiten van een zevental vrouwengroe pen zijn in het voorstel niet gehonoreerd. Wij me nen dat in het oorspronkelijke voorstel ten

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1981 | | pagina 307