323 17 FEBRUARI 1981 geeft de heer Römkens ons het voordeel van de twijfel. Ik vind het jammer dat hij niet door mijn opmerkingen is overtuigd, omdat de keuze die hij met het amendement maakt met betrekking tot de groepen wier aanvragen nu niet zijn gehonoreerd ook heel arbitrair is te noemen. Ik wil de heer Römkens toezeggen dat wij in zicht willen geven in de doelgroepen, voor zover dat mogelijk is in samenhang met andere zaken in het kader van de rijksbijdrageregeling voor soci aal-cultureel werk, maar ik wil niet toezeggen dat ik dat inzicht afzonderlijk met betrekking tot emancipatie-activiteiten zal verschaffen. Ik neem aan dat wij hierbij een koppeling moeten leggen met andere rijksbijdrageregelingen, opdat er ten aanzien daarvan geen verschillen ontstaan. De opmerkingen van de heren Garritsen en Hen- driksen neem ik graag mee naar het boeg-overleg. Inderdaad wordt er op het breed overleg emancipa- tiegroepen een geweldige druk gelegd. Ik neem aan dat dit overleg de kwestie van openbaarheid voor mannen nader zal moeten regelen. De vraag in hoe verre door de gemeentelijke overheid basisvoorzie ningen zullen moeten worden aangewezen in het ka der van het vrouwenwerk is mijns inziens erg be langrijk. Met het vaststellen van criteria inzake het toepassen van de regeling op vrouwen in achter standssituaties hebben wij in dit programma een begin gemaakt. Het amendement van de heer Koertshuis c.s. wordt in stemming gebracht en met 22 tegen 10 stemmen aangenomen. VOOR stemmen: de heren Sandberg, Koertshuis, Van Banning, Brooimans, Neeb, Kammeraat, Van Duijl, Van den Wijngaard, Van den Broek en De Brouwer, mevrouw Saelman-Boelen, de heren Suurmeijer, Eis- sensVeelenturf en Van Dun, mevrouw Van Rooij- van den Heuvel, de heren Schuring, Van Dongen,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1981 | | pagina 323