32
12 JANUARI 1981
herschrijven, uiteindelijk toch zijn gekomen met
een dik pak papier op basis waarvan wij vele ver
beteringen in het oude reglement van orde kunnen
aanbrengen. Weliswaar steunt mijn fractie de opvat
ting van de heer Garritsen dat het nieuwe regle
ment nogal defensief is geschreven, maar daar
staat tegenover dat nu allerlei dingen die in het
verleden met tussentijdse circulaties, brieven,
afspraken tussen fractievoorzitters etcetera zijn
geregeld, formeel worden vastgelegd, zodat we er
een eindje mee voort kunnen. Het feit dat wij een
aantal amendementen en een motie zullen indienen,
houdt dan ook geesnzins kritiek in op het omvang
rijke werk, maar hangt samen met politieke menings
verschillen die wij door het wijzigen van een aan
tal artikelen willen aangeven.
Vooraf nog een aantal opmerkingen en een
tweetal vragen. In artikel 47, lid 2, van het aan
ons voorgelegde concept wordt ten aanzien van tij
dens de rondvraag mondeling gestelde vragen be
paald: "Het antwoord wordt zo spoedig mogelijk
aan het betrokken lid en aan de raad medege
deeld. Kan aan deze bepaling de interpretatie
worden gegeven dat het antwoord aan de raadsleden
wordt toegestuurd?
Een tweede opmerking van algemene aard houdt
verband met bladzijde 4 van de toelichting op het
reglement van orde. Hier wordt betoogd dat de com
missies door dit reglement eindelijk als advies
commissies kunnen gaan fungeren. Ik keek hiervan,
zoals ik ook al in commissieverband heb gezegd,
wat vreemd op, want toen de raad het oude reglement
van orde vaststelde was het uitdrukkelijk de be
doeling er is eigenlijk nooit gebruik van ge
maakt dat de koppeling tussen college, commis
sie en raad zou worden losgelaten. Het was de be
doeling dat de commissies, toen ze in het openbaar
gingen vergaderen, veel meer zouden gaan fungeren
in het kader van de behoefte aan overleg of aan
toetsing van voorlopige standpunten. De huidige
praktijk gaat al in die richting: ik herinner aan