341 17 FEBRUARI 1981 mijn mening met name geldt voor die zaken welke in feite in een streekplan worden vastgelegd. Er is nu sprake van behoorlijke overlapping en ik meen dat de taken waarop ik doel feitelijk bij de pro vincie thuis horen, al wil ik daarmee niet zeggen dat dat de meest ideale situatie is. Verder ben ik van oordeel dat een behoorlijk aantal taken naar de gemeente toe moet, want ik ben een sterk voor stander van decentralisatie van de besluitvorming. De voorzitter van het stadsgewest heeft in De Stem een verkeerde interpretatie van mijn woorden gege ven. Hij stelde dat het ongeloofwaardig zou zijn om nu taken naar de provincie te willen overheve len, maar het was ook zeker niet mijn bedoeling dat te zeggen. Ik duidde bijvoorbeeld op de plan ning van woningbouwlocaties, die in feite voor een belangrijk deel door de provincie wordt geregeld, zodat mijns inziens dat soort dingen niet óók door het stadsgewest behoeven te worden gedaan. De heer VAN DUIJL: Met het maken van opmer kingen ten aanzien van de begroting 1981 zijn wij vrij laat. Als ik goed ben ingelicht is het van daag de laatste dag waarop nog opmerkingen kenbaar kunnen worden gemaakt. Onze fractie kan in grote lijnen de kritische kanttekeningen die bij de begroting 1981 zijn ge maakt volgen. Uit dit kritisch beoordelen van de begroting blijkt dat Breda het functioneren van het stadsgewest goed heeft bekeken en zich ook heeft beziggehouden met de vraag waar wij met het stadsgewest naartoe moeten. Wij hebben dan ook weinig problemen met de kritische opmerkingen die zijn gemaakt; integendeel. In het stuk komt ook naar voren dat het stads gewest de neiging heeft voortdurend taken naar zich toe te halen en dat het probeert zijn activi teiten steeds meer uit te breiden, terwijl regel matig wordt gesteld ook dat is in het stuk te lezen dat het stadsgewest een pas op de plaats moeten maken en zich moeten bezinnen op zijn

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1981 | | pagina 341