380
12 MAART 1981
investeringen. Die winsten kunnen dan ook beter
op andere gebieden worden geïnvesteerd. Daar komt
nog bij dat onlangs minister Van Aardenne in de
Kamer heeft meegedeeld dat door de verhoging van
de gasprijzen ook de ongelijke lastenverdeling
duidelijk wordt geaccentueerd. Mensen met lage in
komens ondervinden extra nadeel van deze gasprijs-
verhoging
Het gaat bij dit voorstel weer over de klein
verbruikers. In Breda, maar overigens niet alleen
hier, wordt gewerkt met een degressief tarieven^
stelsel, dat inhoudt dat hoe meer men gebruikt hoe
goedkoper het wordt. Dit heeft tot gevolg dat er
niet zo snel tot bezuiniging op dit punt zal wor
den overgegaan. Ik ben daarom van mening dat er
tot een andere wijze van berekening moet worden
gekomen, alhoewel er mijns inziens ook niet zonder
meer tot een progressief stelsel kan worden over
gegaan, aangezien dat de nodige gevolgen zou heb
ben voor de werkgelegenheid in Breda. In elk geval
zal hier wel eens naar moeten worden gekeken.
Vervolgens gaat de verhoging ver uit boven
het inflatiecijfer. In het kader van ons tarieven-
beleid staat de minister uitsluitend verhogingen
van niet meer dan 3,5% toe, maar in dit geval
wordt overgegaan tot een verhoging met zo'n 25%.
Op dit moment wordt op alle manieren aan de uitke
ringen getrokken, waarbij ook de minimum-lonen en
de jeugdlonen onder druk worden gezet. Ik meen dan
ook dat wij er slecht aan doen met deze mededeling
akkoord te gaan. Ik wil daarom het college verzoe
ken in de richting van de VEGIN en in de richting
van de Tweede Kamer kenbaar te maken dat wij het
met deze wijze van berekening van de gasprijzen
niet eens zijn. Ik stel dit met nadruk omdat op
pagina 2 van het stuk het college stelt dat het de
landelijk uniforme tarieven juist acht, wat ver
moedelijk ook zal gelden voor de wijze waarop die
worden berekend. Ik ken gemeenten waar zelfs het
C.D.A. zegt dat die wijze van berekenen niet juist
is en die dan ook initiatieven nemen in de richting