388 12 MAART 1981 gaan op hetgeen men serieus heeft gemeend meen ik dat ik het niet lang behoef te maken. In de eerste plaats kan ik constateren dat in de commissie ruimtelijke ordening voldoende over dit punt is gezegd. Vervolgens wil ik meedelen dat twee leden van het college zich niet kunnen vinden in het voorstel dat de meerderheid van het college heeft gepresenteerd, dit op basis van de motieven zoals die door de Partij van de Arbeid naar voren zijn gebracht. Met de Partij van de Arbeid zullen wij nooit tot overeenstemming komen over de grootte van ka vels en dergelijke. Deze constatering is bijna een feitelijke; in deze raadsperiode zal hierover geen discussie meer mogelijk zijn, hoe jammer dat ook moge zijn. De indruk is kennelijk ontstaan dat de behan deling van de bezwaren bij dit voorstel een wat grotere aandacht heeft gekregen dan in het alge meen te doen gebruikelijk is. Dit lijkt op een verdachtmaking waarvan ik meen dat wij die naast ons neer moeten leggen. Daarvan is zeker geen spra ke; wij doen hier niet aan subjectief bestuur en iedere Bredanaar is voor wat ons betreft gelijk. Als ik nog meer zou aanvoeren ter verdediging van dit voorstel zou ik paden betreden die al door de heren Goos en Ten Wolde zijn begaan. Het lijkt mij daarom ter wille van de tijd zinvol dat ik het hierbij laat. Mevrouw MUNTJEWERFF-VAN DEN HUL: Ik weet niet of ik er goed aan doe de heer Ten Wolde nog van antwoord te dienen, want ik vrees dat dat toch niet helpt. In elk geval hoop ik wel dat hij ons partijblaadje blijft lezen. Als hij dat regelmatig blijft doen gelukkig is ons blad in deze krin gen een veelgelezen blad zal hij op de duur wel eens tot de conclusie komen dat wanneer wij spreken over verdichting in de volkshuisvestings sfeer wij per se niet denken aan het bouwen van villa's op kavels van 1.500 m^ of meer.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1981 | | pagina 388