12 MAART 1981 393 dat gezien de verstreken termijn de procedure tot vaststelling van de regeling in gang moest worden gezet, temeer daar er geen andere kritische reac ties waren ontvangen. Onze fractie is van mening dat Breda hierop moet reageren en de kat de bel moet aanbinden. Gelet op de negatieve ontwikkelingen op maat schappelijk en sociaal-economisch gebied en de be zuinigingsmaatregelen welke de centrale overheid heeft genomen, waarbij centraal staat dat iedereen moet inleveren, menen wij te moeten stellen dat dit soort voorstellen tot verhoging van de auto vergoeding voor burgemeesters, wethouders en amb tenaren in schrille tegenstelling staan tot het geen de burgers moeten inleveren. Onzes inziens is het van groot belang dat tot zo goed mogelijke maatschappelijke verhoudingen wordt gekomen. Ver laging van de hoogste inkomens is noodzakelijk en vergoeding van de autokosten van wethouders en ambtenaren dient uitsluitend op declaratiebasis te geschieden. In deze geest zullen wij een tweetal moties indienen, waarvan de één inhoudelijk op het onderhavige voorstel betrekking heeft, terwijl de andere meer een algemene motie naar aanleiding van dit voorstel is. De heer RöMKENS: Voor wat betreft dit voor stel hebben ook wij in de commissie onze verbazing uitgesproken over het feit dat wij hiermee werden geconfronteerd nadat de termijn van zes weken was verstreken. Wij hebben geen uitspraak gedaan om trent de vraag of dit heeft gelegen aan de provin cie of aan het ambtelijk apparaat. Wij hebben uit sluitend het feit geconstateerd. Vervolgens worden wij nu geconfronteerd met een motie, die overigens in de commissie al was aangekondigd. Ik moet opmerken dat de motie als zodanig sympathiek lijkt, maar dat het verzoek dat aan het college wordt gedaan voorbij gaat aan een belangrijk feit. Er wordt namelijk alleen een aan passing voorgesteld van de regeling inzake het

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1981 | | pagina 393