398
12 MAART 1981
Wethouder WELSCHEN: Ik heb het voor wat be
treft de orde een beetje moeilijk en er vindt bij
mij dan ook een interne strijd plaats. Enerzijds
heb ik respect voor u als voorzitter, die een mo
tie buiten de orde hebt verklaard, en anderzijds
heb ik respect voor de raad die deze motie, on
danks uw opmerking, toch inhoudelijk heeft bespro
ken. U moet het mij maar niet kwalijk nemen dat
mijn respect voor de raad het wint. Ik zal een en
kele opmerking over de buiten de orde verklaard
zijnde motie moeten maken, al zal dinsdag uiter
aard definitief worden bepaald wat er verder ten
aanzien van de moties zal gebeuren.
Er is een voorstel aan de orde, waarbij g.s.
vragen wat wij vinden van een bepaalde wijziging
van de autovergoeding voor de burgemeester. Ik wil
daarop niet inhoudelijk ingaan, omdat ik weet dat
de reguliere voorzitter van de raad u daarover
iets wil zeggen, wat hij naar ik meen ook beter
zelf kan doen. Dat zal dus op zijn vroegst dinsdag,
als hij dan beter is, gebeuren.
Op 11 december is dit voorstel aan ons toege
zonden. Na die datum heeft in de maand december
geen raadsvergadering plaatsgevonden, wij hebben
geprobeerd in januari te reageren. De commissie
personeelszaken heeft ons geadviseerd de reactie
telefonisch door te geven, waarna ruimte diende te
worden geboden voor fractiediscussie. Vandaar dat
nu pas een en ander aan de orde is. Dit wilde ik
zeggen met betrekking tot de procedure rond het
voorstel inzake wijziging van de autokostenvergoe
ding voor de burgemeester.
De commissie personeelszaken heeft ons ver
zocht dit voorstel te koppelen aan enkele andere
voorstellen die gelijktijdig in de commissie per
soneelszaken speelden. In dezen zijn door het col
lege besluiten genomen, overigens meerderheids- en
minderheidsbesluiten, waarbij een bepaalde vorm is
gevonden voor de autokostenvergoeding voor ambte
naren. U weet op welke punten daarbij verschil van
mening bestond. Het ging om de vraag of er een