420
12 MAART 1981
daaraan zorgvuldig aandacht was besteed, diverse
leden met verschillende gevoelens over deze kwes
tie rondliepen, hetgeen mijns inziens ook mogelijk
mag zijn. Bij ons verzoek aan Herberts hebben wij
ook vernomen de heer Ten Wolde heeft daarop al
gedoeld dat men van de productie van natte lak
op de productie van droge poederlak wil overscha
kelen. In de brief die u naar de directie hebt ge
schreven hebt u duidelijk aangegeven dat u er in
principe toe bereid bentalle medewerking te verle
nen die ook maar enigszins mogelijk is, waaraan
wij ons hebben vastgeklampt. Ten aanzien van het
amendement van de V.V.D., waarvan wij tijdig ken
nis hebben kunnen nemen, kan ik zeggen dat wij ons
voor een groot deel daarin kunnen vinden, maar dat
de laatste regel, waarin wordt voorgesteld het be
zwaarschrift gegrond te verklaren, gaat ons te ver.
De heer TEN WOLDE: Ik wil even voor de duide
lijkheid een vraag aan de heer Goos stellen. De
heer Goos hecht er kennelijk veel waarde aan dat
het college een handreiking doet om te komen tot
een vriendelijk overleg met Wagemakers, maar wat
zal zo'n handreiking in juridische zin betekenen
als het voorbereidingsbesluit wordt gehandhaafd?
De heer GOOSIk wil daarop zeggen dat wij
ons willen scharen achter het gestelde onder punt
111, wat betekent dat ook wij de bezwaren onge
grond willen verklaren. Ik wijs in dit verband op
punt 3 in de brief waarover ik het al eerder heb
gehad, onder welk punt staat dat beide partijen
alle rechten voorbehouden om de stappen te nemen
waarvan zij vinden dat die móeten worden genomen.
Ik meen dat daarin de juiste weg is gelegen.
De heer VAN DE STEENOVEN: Ik meen dat het be
zwaar dat is ingediend tegen het voorbereidingsbe
sluit vooral een gevolg is van de mijns inziens
verkeerde inschatting van de betekenis van het
voorbereidingsbesluit, zoals wij dat in december