424
12 MAART 1981
wat inhield dat de bouwvergunning eerder werd ver
leend dan de hinderwetvergunning. Als het bedrijf
er eenmaal staat en overlast veroorzaakt zullen er
weinig mogelijkheden meer zijn om het bedrijf te
doen sluiten. Naar mijn mening zullen die twee za
ken dan ook aan elkaar moeten worden gekoppeld.
Als dat echter niet mogelijk is de voorzitter
van de raad heeft in de commissie daarover al eens
gesproken zal er naar andere methodes moeten
worden gezocht. Ik meen dat het voorbereidingsbe-
sluit dan een goed instrument biedt. In de milieu
nota die de gemeente heeft opgesteld wordt even
eens gesteld dat de wetgeving op het gebied van de
ruimtelijke ordening en bestemmingsplannen in fei
te ook dienen te worden gerekend tot de maatrege
len die het milieu beschermen. Er is dan ook hele
maal geen sprake van dat de wetgeving op het ge
bied van de ruimtelijke ordening oneigenlijk wordt
gebruikt. Als de firma Wagemakers kan aantonen dat
zij in overeenstemming met de normen ingevolge de
Hinderwet kan werken, zal mijns inziens de bouw
vergunning ook wel worden afgegeven. Wij zullen
echter ook reëel moeten vaststellen dat er bepaal
de grenzen zijn. Indien wij de vestiging van een
poederfabriek op die plaats toestaan ook de
productie van "at+'e blijft overigens nog voor een
deel gehandhaafd zullen wij tevens naar even
tuele uitbreidingsmogelijkheden moeten kijken. Als
een dei gelijke grote vestiging in een woonbuurt
plaatsvindt, is het mogelijk dat men over een aan
tal jaren toch weer knel zal zitten. Cm die reden
lijkt het mij niet ondenkbaar dat het college met
het bedrijf overleg pleegt over de vraag of ver
plaatsing toch geen zin zou hebben. In het verle
den heeft die gedachte wel eens gespeeld, maar als
commissie zijn wij onvoldoende geïnformeerd over
de wijze waarop deze zaak in het verleden is ver
lopen. Uiteraard zou verplaatsing een behoorlijke
investering voor het bedrijf betekenen, maar ik
meen toch niet dat milieu-overlast op de gemeen
schap mag worden afgewenteld. Dit soort