12 MAART 1981
429
gevolgd en waarom men via een voorbereidingsbe-
sluit, een beroep daarop en een AROB-procedure el
kaar op zijn plaats probeert te wijzen. U hebt van
Wagemakers keihard de schriftelijke toezegging
ontvangen dat men met de gemeente in overleg wil
treden teneinde te komen tot de meest optimale op
lossing, rekening houdend met het milieu, de woon
omgeving en de stedebouwkundige aspecten. Hierdoor
is er een goede overlegsituatie met het betreffen
de bedrijf ontstaan. U stelt bovendien ook in uw
advisering dat de vestiging van een fabriek als
deze middenin een woonwijk om planologische rede
nen ver uit de tijd is, hetgeen een heel zware
constatering is. Dat betekent dat u wel degelijk
bepaalde bedoelingen met het voorbereidingsbesluit
hebt, zodat Wagemakers terecht zijn beroep gestand
doet. Als het bedrijf zich onwillig had getoond en
zich niet bereid had verklaard de ruimtelijke-or-
denings-aspectende stedebouwkundige aspecten en
de milieu-aspecten met de gemeente te bespreken,
zou er van een andere situatie sprake zijn geweest.
Nu verkeren wij in een situatie waarin wordt ge
probeerd via de rechter het gelijk te krijgen. Ik
ben het volstrekt met de heer Van de Steenoven en
u eens dat wij als gemeente over voldoende rechts
zekerheid moeten beschikken, teneinde een goede
planologische ontwikkeling op die plaats te kunnen
bewerkstelligen. Ik ben er echter van overtuigd
dat moderne bedrijven die zichzelf respecteren en
zeker internationale ondernemingen die ook in het
buitenland opereren op juridisch gebied de juiste
weg zullen bewandelen, ook ten aanzien van de ste
debouwkundige invulling. De beroepssituatie zoals
die nu is ontstaan was naar onze mening niet nodig
geweest. Zelf hebt u al gezegd dat u wilt meewer
ken aan het mogelijk maken van de gewenste ontwik
keling daar ter plaatse, wat inhoudt dat u als
college verplaatsing van het bedrijf als beleids
uitgangspunt hebt laten vallen. Ik blijf mij daar
om afvragen waarom deze zware procedure moet wor
den gevolgd.