430 12 MAART 1981 De heer GOOS: Wij zijn het er uiteraard mee eens dat u samen met het bedrijf om de tafel gaat zitten om te bereiken dat er een acceptabel bouw plan tot stand wordt gebracht. Uit uw woorden had ik begrepen dat in de gesprekken meer een wat vage ontwikkeling was besproken. Tijdens de besprekin gen die wij bij Herberts aan huis hebben gevoerd leek een en ander voor de betrokkenen wat minder vaag te zijn, maar dat kan samenhangen met het feit dat wij in dezen wat minder deskundig zijn. Ik wil verder nog zeggen in eerste instan tie heb ik dat nog niet gedaan dat uiteraard ook het aspect van de werkgelegenheid ons als C.D.A.-fractie bijzonder aanspreekt. Het zal ons lief zijn als deze werkgelegenheid voor Breda kan worden behouden, want in geval van verplaatsing kan het bedrijf natuurlijk alle richtingen uitgaan. De heer GARRITSEN: Ik vind het jammer dat u niet bent ingegaan op het door mij gestelde over koppeling van de hinderwetvergunning aan de bouw vergunning. Wat gaat u in de toekomst doen in ge vallen waarin sprake is van een oud bestemmings plan? Ik doel nu niet concreet op Herberts, maar ik stel die vraag in algemene zin. Zult u in dit soort gevallen in het vervolg altijd voorberei- dingsbesluiten nemen of gaat u, zoals dat ten aan zien van Mermans is gebeurd, eerst een bouwvergun ning verlenen om dan later aandacht te besteden aan de hinderwetvergunning? Ik zal op mijn vragen graag een antwoord horen, met name gelet op het feit dat in dit geval drie wethouders bij de gang van zaken zijn betrokken. De VOORZITTER: Over de koppeling van onder andere de bouwvergunning aan de hinderwetvergunning hebben wij in het verleden in de raad een discus sie gevoerd. Ik heb gewezen op verschillende bena deringen en allerlei afzonderlijke wetten en op het feit dat zich zelfs vaak allerlei verschillen de individuën voordoen ten aanzien van hetzelfde

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1981 | | pagina 430