MAART 1981
446
De heer TEN WOLDE: Ik kan mevrouw Saelman
veel werk besparen door haar nu al mee te delen
dat wij aan die motie niet veel behoefte hebben.
De VOORZITTER: Maar u kent de motie nog niet.
Mevrouw DEN OUDEN-JANSENDat geldt ook voor
ons
De VOORZITTER: Laat u mevrouw Saelman nu eerst
nog even wat. met die motie werken. Wij zullen dan
straks wel horen wat ermee moet gebeuren. Uw reac
ties zijn wat prematuur.
Wethouder VAN DUN: Ik verkeer toch wel in een
zekere spanning met betrekking tot de vraag of er
nu wel of geen motie zal worden ingediend, want ik
zou bij mijn beantwoording daarmee graag rekening
houden. Voorlopig ga ik er maar van uit dat er
geen motie is ingediend.
Ik meen dat een wethouder, namens het college
sprekend, in geen betere positie kan verkeren dan
die van dit moment, want de sprekers namens alle
vijf fracties hebben verklaard dat zij bijzonder
blij zijn met dit voorstel. Als laatste in de rij
kan ik zeggen dat ook wij blij zijn. Toch meen ik
dat er bij verschillende fracties verborgen ver
leiders in de blijdschap zitten. Hopelijk vindt u
het goed dat ik, in feite voor de zoveelste maal,
de hele gang van zaken rond het Van Coothplein een
beetje op de rij zet, zoals dat tegenwoordig heet,
teneinde de blijdschap wat te relativeren en in
meer geordende kanalen te leiden. Het zou namelijk
vervelend zijn als wij in blijheid een voorstel
zouden aannemen dat door iedereen verschillend
wordt geïnterpreteerd.
Ik wil in de eerste plaats ingaan op een op
merking van de heer Garritsen. Wij moeten consta
teren dat wij eigenlijk altijd op onze donder krij
gen en het nooit goed doen. De heer Garritsen
heeft in zijn betoog de opmerking gevlochten dat