483
17 MAART 1981
te wachten om het te kunnen toetsen, juist in kwa
litatieve zin.
Wethouder VAN DUN: Het zou misschien goed
zijn als dat soort contacten werden gestroomlijnd,
opdat wij samen naar Den Haag kunnen gaan. Ik
breng dan de heer Van Asseldonk in contact met een
zekere staatssecretaris, wiens naam ik ken.
De heer VAN ASSELDONK: Die heeft evenmin als
wij kennis over de kwaliteit van deze woningen.
Wij hebben in óns verhaal daarom ook niet over de
kwaliteit gesproken.
Wethouder VAN DUN: Voorlopig lijkt het mij
verstandig dat wij elkaar laten uitpraten. De
staatssecretaris die de heer Van Asseldonk en ik
beiden kennen heeft mij gezegd dat hij beschikt
over ambtelijke adviezen, die mijn stelling onder
steunen. Men kan wel rondschetteren dat men links
en rechts telefoontjes heeft gepleegd, naar Venlo
en Den Haag, maar daar kopen we geen donder voor.
Ik heb mijn informaties van iemand die door de pu
blieke
De heer VAN ASSELDONK: Trekt u mijn telefoon
gesprekken in twijfel?
Wethouder VAN DUN: Heb ik dat gezegd? Ook dat
zijn natuurlijk wat moeilijke vragen. Ik heb niet
gezegd dat ik de telefoongesprekken van de heer
Van Asseldonk in twijfel trek, maar ik heb alleen
aangegeven dat het in de raadsvergadering vorm en
inhoud geven aan dit soort niet gekanaliseerde te
lefoongesprekken natuurlijk ook moeilijkheden
schept. Ik stel daarom voor dat wij samen naar de
staatssecretaris gaan, die beschikt over ambtelij
ke rapporten die gewoon mijn stelling bevestigen.
Aan zijn mededelingen ontleen ik het recht de op
merkingen te maken die ik naar voren heb gebracht.
Hiermee heb ik de mening van het departement over