17 MAART 1981 492 die wellicht verschillend kunnen worden geïnter preteerd en dat ik, wetend dat de heer Sandberg met vakantie is, het heb doen voorkomen alsof ik geen volledige informatie heb willen geven en geen handreiking wilde doen, spijt me dat ontzettend, want dat is zeker niet mijn bedoeling geweest. Een mens blijft echter altijd een mens, zelfs al wordt hij bij tijd en wijle wethouder. Ik voelde mij nog al aangesproken door het betoog van de heer Van Asseldonk in eerste instantie en mijns inziens mag dat ook. Naar aanleiding daarvan was mijn beant woording in eerste instantie in zijn richting een beetje adequaat, zoals ik het zou willen noemen. Het is echter zeker niet mijn bedoeling geweest niet politiek oprecht en collegiaal te handelen. De heer Van Asseldonk heeft gevraagd in hoe verre deze zaak een eenmalig karakter heeft. Ik heb gezegd dat dit het eerste en vooralsnog het enige project is waarbij wij zelf als bouwer op treden en dat wij in eigen beheer uitvoeren. Ver der heb ik nog gezegd dat het mij een lief ding zou zijn als ik ook in staat zou zijn eenzelfde project in de gesubsidieerde sector te bouwen, teneinde het hele bestuurlijke proces met zijn ef fecten op het volkshuisvestingsbeleid te kunnen effectueren. In het kader van het programma waar mee wij in het kader van de volkshuisvesting in Breda bezig zijn, waarbij het gaat om de Haagse Beemden met dit soort implicaties, de binnenstad, het stadsvernieuwingsproces en andere zaken, moet je stellen dat we, hoe je ook de mate van al of niet risico dragen ten aanzien van de dynamische kostprijs inschat, niet met dit soort projecten aan de gang kunnen blijven. Na de effectuering van dit project en hopelijk ook een project als het onderhavige in de gesubsidieerde sector kan er wellicht een periode van rust ontstaan, waarin wij de zaken evalueren en beleidsmatig toetsend op een rij kunnen zetten. Met mijn opmerking dat het eerste plan niet financieel was afgedekt bedoelde ik te zeggen dat

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1981 | | pagina 492