594
15 APRIL 1981
De heer DREEF: Ik krijg haast de indruk dat
u dit vanuit onze motie pas in deze termijn heeft
ingebracht.
De VOORZITTER: Vervolgt de heer Kammeraat
zijn betoog?
De heer KAMMERAAT: Ja, mijnheer de voorzitter.
Ideeën over de wenselijkheid van centralisatie van
het milieubeleid zijn door ons geventileerd in
commissieverband en bij de begrotingsbehandeling,
het afgelopen jaar.
De heer OOMEN: En in de nota van de P.v.d.A./
P.P.R.-federatie in de vorige raadsperiode, onder
anderen geconcipieerd door de heer Welschen!
De heer KAMMERAAT: In ieder geval is daarover
zolang ik als raadslid functioneer van die zijde
nooit meer gesproken. Het kan zijn dat men in een
vorige periode iets dergelijks aan de orde heeft
gesteld. Ik heb dat nagevraagd en degenen die mij
hebben geïnformeerd, zeiden dat het niet het geval
was; daar moet ik het mee doen. In ieder geval heb
ik het nu over iets dat door de C.D.A.-fractie aan
de orde is gesteld en dat tot mijn vreugde in de
nota is overgenomen, met de mededeling dat een on
derzoeksgroep er aandacht aan gaat besteden. Laat
die onderzoeksgroep dan nu gaan studeren.' Ik be
grijp niet waarom we nu al beslissingen zouden
moeten nemen, terwijl het juist zaak is dat de
voordelen, de nadelen etcetera eens goed op een
rij worden gezet. De zin van de motie is ons on
duidelijk en wij hebben er geen behoefte aan.
De heer NEEB: Een korte opmerking over de mo
tie. Wij zien het milieubeleid als een voorname
lijk technische aangelegenheid. Het heeft natuur
lijk wel politieke en sociale betekenis, maar het
is in zijn uitvoering een technische aangelegen
heid, waarbij naar onze mening de diverse