12 JANUARI 1981
5
college is tot de conclusie gekomen ik neem aan
dat u daarmee kunt instemmen dat voor dit punt
op dit ogenblik geen hoge urgentie geldt en dat
het niet nodig is het in deze vergadering te behan
delen. Ik stel derhalve voor de behandeling van
agendapunt 13 uit te stellen tot de februariverga-
dering.
In afwijking van de volgorde van de agenda komt nu
allereerst aan de orde:
14. bijlage nr. 1
VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS TOT
VASTSTELLING VAN 96 BESTEMMINGSPLANNEN "VER
SPREID LIGGENDE TERREINEN". (D)
bijlage nr. la.
AANVULLEND VOORSTEL MET BETREKKING TOT DE
VASTSTELLING VAN 96 BESTEMMINGSPLANNEN "VER
SPREID LIGGENDE TERREINEN"; BEZWAARSCHRIFT
VAN MEJUFFROUW J.M. SPITTERS.
bijlage nr. lb.
SCHRIJVEN VAN MEVROUW C.C. VOESENEK-DE RAAFF
BETREFFENDE VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WET
HOUDERS TOT VASTSTELLING VAN 96 BESTEMMINGS
PLANNEN "VERSPREID LIGGENDE TERREINEN".
De heer VAN DE STEENOVEN: Met de doelstellin
gen en de hoofdlijnen van dit voorstel op zich
zijn wij het eens. Het college wil met het voor
stel wildgroei in de detailhandel voorkomen. Het
gekozen middel het leggen van bestemmingen op
terreinen waar dat nu toe niet of nauwelijks heeft
plaatsgevonden nodigt eigenlijk uit méér aspec
ten in de beschouwingen te betrekken. Het leggen
van een bestemming is een positieve daad: je sluit
niet alleen iets anders uit, maar je zegt ook iets
over wat je op het betrokken terrein wèl wilt heb
ben. Hoe vaag dat feitelijk ook is gebeurd, je
doet in feite toch een soort beleidsuitspraak.
Voor een aantal terreinen die op het ogenblik
braak liggen of waar panden staan die niet worden
gebruikt, vinden wij die beleidsuitspraak te vaag.