600
15 APRIL 1981
worden de zeven vette koeien door zeven magere
koeien opgegeten en worden zeven vette halmen ver
slonden door zeven schrale. Het is duidelijk dat
voor ons thans de magere jaren zijn aangebroken.
Wij hebben vanaf de Tweede Wereldoorlog een opgang
gekend; ik noem in dit verband het Marshall-plan,
de vorming van de E.E.G.de goedkope energie, de
relatief goedkope arbeid, de voortdurende innova
tie van de produktiemiddelen en -methoden en het
met elkaar werken volgens een harmoniemodel, onder
andere tot uiting komend in de instelling van de
S.E.R. en de Stichting van de Arbeid. Bovendien
hadden we te maken met een zeer hoge graad van
scholing, een goede infrastructuur en een uitzon
derlijk gunstige ligging, factoren die er alle toe
hebben bijgedragen dat het ons goed ging.
Thans is er een kentering gekomen en de mage
re jaren zijn aangebroken. De energie is sinds de
oliecrisis van 1973 peperduur geworden. Onze ar
beidskosten behoren tot de hoogste ter wereld. Een
inhaalvraag bestaat niet meer. De E.E.G. breidt
nauwelijks meer uit en de economische groeimoge
lijkheden worden mede beperkt dat moet ook wel
door milieu-eisen en een meer bewuste afweging
van economische voordelen tegen politieke wense
lijkheden. Overigens: voor "doem-denken" is nog
geen plaats. Wij blijven één van de best geschool
de en rijkste volken van de wereld. In 1980 beliep
de rijksbegroting 140 miljard, een formidabel
bedrag voor een relatief kleine gemeenschap. Daar
van gaat 12 a 13% naar het gemeentefonds. Het fi
nancieringstekort is echter opgelopen tot 7,5%,
een volgens de bekende deskundige Duisenberg on
aanvaardbaar cijfer, omdat de staatsschuld zo'n
beslag legt op de inkomsten, dat de collectieve
voorzieningen in gevaar komen, en door het beroep
van de rijksoverheid op de kapitaalmarkt de rente
omhoog schiet, met de bekende gevolgen; men denke
alleen maar eens aan de woningbouw.
Wij zijn in de komende jaren tot verschraling
veroordeeld. Alle partijen en maatschappelijke