602
15 APRIL 1981
moet gaan heroverwegen. Ik heb van de wethouder
begrepen dat het een nogal zware commissie is en
ik verwacht dat zij dan ook het nodige overhoop
zal gooien. Van de voorlopige budgetverdeling zal
dan niet veel meer overblijven; er zullen althans
behoorlijke verschuivingen in plaatsvinden.
Daarnaast hebben we, ik zou bijna zeggen: te
kampen met een haast desastreus te noemen rege
ringsbeleid. Men aarzelt zelfs niet om over een
lopend begrotingsjaar, dat al voor een kwart is
gepasseerd, alsnog een forse vermindering van de
rijksuitkering aan de gemeenten toe te passen. Ik
vraag mij af hoe een gemeente met deze randvoor
waarde nog een behoorlijk beleid kan voeren.
Kortom, naar mijn mening stelt het besluit
dat we vanavond moeten nemen, eigenlijk niet zo
veel voor en zal over enige maanden het beeld er
waarschijnlijk weer anders uitzien. Op de cijfer
matige overzichten zal ik dan ook niet zo zeer in
gaan; wèl zal ik enige dingen zeggen over de uit
gangspunten.
De budgettaire capaciteit van een gemeente
wordt vooral bepaald door de uitkeringen uit het
gemeentefonds. Het accres blijft, overeenkomstig
het landelijk bezuinigingsbeleid, sterk achter. De
heer Eissens heeft gezegd dat alle partijen van
mening zouden zijn dat er een verschraling moet
plaatsvinden, maar ik moet daarbij wat ons betreft
een nuancering aanbrengen. Wij zijn het er onmid
dellijk mee eens dat de gemeente, nu er minder mid
delen beschikbaar zijn, een uiterst kritisch uit
gavenbeleid moet voeren, maar wij vinden niet dat
we dan maar meteen hoera moeten roepen als iemand
het woord "bezuiniging" in de mond neemt. Dit geldt
met name ten aanzien van het gemeentelijke beleid:
naar onze mening heeft een bezuiniging op de ge
meentelijke uitgaven een averechts effect op de
werkgelegenheid. Het overgrote deel van de gemeen
telijke uitgaven leidt in directe of indirecte zin
tot werkgelegenheid. Ga je daarop fors bezuinigen,
dan tast je ook de werkgelegenheid aan en dat is