15 APRIL 1981
653
woningbouwverenigingen niet zal blokkeren c.q.
verslechteren. In de tweede plaats ben ik van me
ning dat de tijdelijkheid geen verstoring mag zijn
van hetgeen is begonnen, met andere woorden: dat
er enige garantie moet zijn voor een gewone voort
zetting.
Mevrouw SAELMAN-BOELENIk zou de wethouder
willen vragen op grond van welke motivering de no
ta volkshuisvesting pas in juni bespreekbaar zal
worden. Er wordt nu op alle fronten vooruit gelo
pen op het enige beleid dat er nog in te ontdekken
valt. Ik vraag mij af wat we met de dure produktie
van de nota volkshuisvesting eigenlijk nog zouden
moeten en zouden kunnen doen.
De heer KOERTSHUIS: Dit voorstel heeft tot
enige discussie in onze fractie geleid en het
heeft ons wat moeite gekost tot de overtuiging te
komen dat we ermee akkoord zouden kunnen gaan. In
dit verband willen we twee vragen stellen.
Medio 1980 is door het toenmalig hoofd van
het bureau om uitbreiding van mankracht gevraagd,
welk verzoek niet werd ingewilligd. Het hoofd is
inmiddels vertrokken en nu, een aantal maanden la
ter, in april 1981, vraagt de tijdelijke kracht
van buiten die in dienst is genomen, om een uit
breiding met zes man, welk verzoek wordt ingewil
ligd. Dit alles is dan gebeurd binnen een periode
van acht of negen maanden. Wat verklaart het ver
schil in het collegebeleid binnen zo'n korte ter
mijn?
Mijn tweede opmerking sluit enigszins aan bij
de woorden van mevrouw Saelman. Het C.R.B. is on
derwerp van de nota volkshuisvesting, waarover de
nodige besluiten zullen worden genomen. Niets is
zo definitief als een tijdelijke maatregel en we
zijn er dan ook enigszins bevreesd voor dat we ons
nu al vastleggen ten aanzien van een bepaald on
derdeel van de nota volkshuisvesting.