654 15 APRIL 1981 De heer HENDRIKSENDe Pv.d.A.-fractie heeft kennisgenomen van de nota waarin wordt onderbouwd welke enorme achterstand bij het C.R.B. is opgelo pen. De situatie is werkelijk aan alle kanten schrijnend te noemen. Wij achten het alleszins juist en verklaarbaar dat het college in ieder ge val op een tijdelijke manier in een oplossing van de problematiek wil voorzien. De woningsituatie in Breda is ernstig; als dan ook nog eens het C.R.B. zó geëquipeerd is, dat het zijn functie helemaal niet meer kan vervullen en de achterstanden alleen maar ziet groeien, vinden we dat heel zorgwekkend. Gelukkig is een tijdelijke maatregel genomen. De tijdelijkheid roept meteen de vraag op, gesteld door de heer Van Dongen, naar de relatie met de woningbouwverenigingen. Ik wijs in dit verband op het ene bureau voor woningtoewijzing en de relatie met de nota volkshuisvesting. Die dingen moeten in de loop van het jaar op hun poten terecht komen en met de tijdelijkheid in het achterhoofd vinden wij het een heel goede zaak dat het C.R.B. wordt ver sterkt Wethouder VAN DUN: Ik zal nogal sober ant woorden, want dit onderwerp behoort niet recht streeks tot mijn portefeuille, hoewel ik er wel mee bezig wil zijn, wat mij tot het doen van aller lei uitspraken zou kunnen verleiden, want er is van de kant van de raad nogal wat gezegd. Ik be perk mij tot de zakelijkheid van het voorstel en een paar randopmerkingen. Allereerst een opmerking die misschien door de woorden van de heer Hendriksen wordt gesugge reerd, terwijl ik op voorhand aanneem dat hij het zeker niet zo bedoelt. Als ook maar enige schijn is gewekt of de indruk bestaat dat dit voorstel getuigt van een niet-juiste attitude van het col lege ten opzichte van de vorige functionaris van het C.R.B., de heer Brans, dan wil ik zulks met nadruk namens het college ontkennen. Ik moet zeg gen dat van de kant van het college en zeker ook

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1981 | | pagina 654