21 APRIL 1981 686 betreft met twee vragen de moeilijkheidsprijs ge stolen. Hij heeft gevraagd welke les wij uit dit proces voor de toekomst trekken. Het zou badine rend en niet in overeenstemming met de ernst van deze zaak klinken als ik zou zeggen: weet ik veel.' Als echter ooit iemand in staat zal zijn op dit onderwerp te promoveren of minstens te evalueren al hetgeen is geproduceerd, gedacht, gezegd, ge ruzied, gepraat, goed gedaan en besloten in het kader van de ontwikkeling met betrekking tot De Hoge Vucht, zullen daaruit wellicht lessen voor de toekomst zijn te trekken. Ik vrees echter dat de maatschappij zich dan weer zozeer zal hebben ge- evolueerd dat wij opnieuw lessen zullen moeten trekken voor een volgende toekomst. Ik meen daarom dat wij deze ontwikkeling maar niet te academisch moeten benaderen. Laten wij het houden bij de vaststelling dat het te lang heeft geduurd en dat thans het moment voor raad en college is aangebro ken om een beslissing te nemen in het belang van De Hoge Vucht De vraag is ook, in goed Nederlands, gesteld hoe wij de Schwung erin houden. Ik meen dat in de eerste plaats de raad daarop alert moet zijn. In de tweede plaats is het ons voornemen een wethou der principieel verantwoordelijk te maken voor de voortgang van de uitvoering van het beleidsplan Hoge Vucht. In de derde plaats zal de adviesraad zelf alert dienen te zijn en in de vierde plaats zal de adviesraad de ondersteuning moeten worden gegeven zoals die in het preadvies is aangegeven. In het preadvies hebben wij met betrekking hiertoe de datum van 1 januari 1982 genoemd. Die datum kan en zal een heuglijk tijdstip zijn, wanneer wij binnen het kader van de democratische planning via het ministerie een aantal werkers kunnen aanstel len die in de Hoge Vucht aan het werk kunnen gaan. De heer Van Asseldonk heeft voorts nog gezegd dat in dit proces een les voor de inspraak is ge legen en ik ben dat met hem eens. Ik meen dat in het kader van de portefeuille van collega Welschen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1981 | | pagina 686