719 21 APRIL 1981 Zonder hoofdelijke stemming wordt vervolgens overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders besloten. De VOORZITTER: Ik geef het woord aan de heer Crul, die voornemens is een voorstel van orde te doen. De heer CRUL: Als fractie van de Partij van de Arbeid willen wij voorstellen een punt aan de agenda toe te voegen, dat de ENKA Breda betreft. Wij hebben de overige fracties en het college over dit voornemen al ingelicht. De zaak ENKA Breda is in een zodanige fase gekomen dat de toezegging dat op korte termijn hierop zou worden teruggekomen thans kan worden ingelost, met name omdat het over leg tussen de raden van bestuur, de vakbonden en de overlegorganen in een beslissende fase is geko men. Wij willen als raad van Breda onze opvattingen aan de opvattingen van de ondernemingsraad toe voegen. De VOORZITTER: Ik wil u in de eerste plaats vragen of het voorstel van de heer Crul voldoende wordt ondersteund. De heer EISSENS: Wij zullen de laatsten zijn om te ontkennen dat de ENKA-zaak een ongelooflijk belangrijke kwestie is, maar aan de andere kant kunnen wij onzes inziens op dit moment niet in staat worden geacht die kwestie te bespreken op de wijze die de heer Crul zich voorstelt. Als er een inhoudelijke bespreking moet worden gevoerd, moet ook de mogelijkheid aanwezig zijn om een en ander eerst inhoudelijk te bestuderen. Het is mij bekend dat de wethouder van economische zaken bepaalde contacten heeft met commissies ik denk dan aan de commissie economische zakenmaar ook met de vakorganisaties en met de leiding van de ENKA en dergelijke. Die contacten verlopen op een goede manier, zodanig dat de diverse fracties in elk

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1981 | | pagina 719